Raadsvragen

Vraag raadslid:

Op 11 september jl. ontvingen wij via de griffie de navolgende vragen:


Tijdens het vragenhalfuurtje van woensdag 10 september hebben we vragen gesteld over de proactieve houding van het college m.b.t. het zwembad Maeykehiem. Wij vonden de beantwoording teleurstellend.

Hierbij onze vragen aan het college:

  1. Kan het college aangeven op welke wijze er uitvoering is en wordt gegeven aan zijn proactieve houding? Met andere woorden; welke concrete acties zijn er door het college ondernomen, na het indienen van de motie van 9 juli jl., tot het huidige moment?
  2. Proactief zien wij als is de regie pakken en het stuur in eigen handen nemen, vooruitkijken en verantwoordelijkheid nemen. Kunt u aangeven hoe u dit gaat doen met nieuwe ontwikkelingen?
  3. Een van de zwemscholen is (in samenwerking met oa. Maeykehiem) bezig met een zwembad op een andere locatie in Sint Nicolaasga. Wat gaat het college doen om dit mogelijk te maken
  4. Indien het nodig is om een versnelde procedure te hanteren, om het bestemmingsplan te wijzigen en vergunningen te verlenen, is het college bereid hier aan mee te werken?

Antwoord namens college:

  1. Kan het college aangeven op welke wijze er uitvoering is en wordt gegeven aan zijn proactieve houding? Met andere woorden; welke concrete acties zijn er door het college ondernomen, na het indienen van de motie van 9 juli jl., tot het huidige moment?

    Antwoord college:
    We hebben gesprekken gevoerd met belangstellenden voor een zwemlocatie zodra die zich bij ons hadden gemeld. Daarbij zijn goede afspraken gemaakt over het vervolg. Daarbij is onder andere aangegeven dat het verstandig is om een concept-aanvraag (voorheen principeverzoek) in te dienen als ze een concrete, voor hen ook financieel haalbare locatie op het oog hebben. We reageren steeds per ommegaande op contactverzoeken. Bij behandeling van een eventuele conceptaanvraag kijken we niet alleen naar ruimtelijke aspecten. We zullen ook acht slaan op de nog te verwachten uitkomsten van het onderzoek naar de behoefte aan overdekt openbaar zwemwater in De Fryske Marren.
  1. Proactief zien wij als is de regie pakken en het stuur in eigen handen nemen, vooruitkijken en verantwoordelijkheid nemen. Kunt u aangeven hoe u dit gaat doen met nieuwe ontwikkelingen?

    Antwoord college:
    We nemen initiatiefnemers bij de hand en begeleiden hen bij de stappen die zij moeten zetten. Wel is het aan hen om de aanvaardbaarheid te onderbouwen als ze een locatie op het oog hebben.
  2. Een van de zwemscholen is (in samenwerking met oa. Maeykehiem) bezig met een zwembad op een andere locatie in Sint Nicolaasga. Wat gaat het college doen om dit mogelijk te maken

    Antwoord college:
    Dat hangt af van de concrete locatie. Als voor een locatie een verzoek wordt ingediend gaan we met de beoordeling daarvan aan de slag. We verwijzen wat dit betreft ook naar het antwoord onder punt 1.
  3. Indien het nodig is om een versnelde procedure te hanteren, om het bestemmingsplan te wijzigen en vergunningen te verlenen, is het college bereid hier aan mee te werken?

    Antwoord college:
    Bedoeld zal zijn het omgevingsplan. Sinds 1 januari 2024 hebben we formeel geen
    bestemmingsplannen meer. We kunnen geen versnelde procedure hanteren. Wel biedt de Omgevingswet mogelijkheden om binnen een relatief korte termijn een besluit te nemen, de zogenaamde Bopa. Daarbij zal dan medewerking van de raad zijn vereist in de vorm van bindend adviesrecht. Het is dan wel aan de
    initiatiefnemers om een goed onderbouwde aanvraag in te dienen. De aanvraag moet vanuit breed perspectief aanvaardbaar zijn. De uiteindelijke beoordeling daarvan is aan de gemeenteraad.

Vraag raadslid:

Op 10 september jl. ontvingen wij via de griffie de navolgende vragen:


Op onderstaande vragen ontvangen we graag antwoord van college/wethouder ter voorbereiding op het petear van 17 september a.s.

  1. Is er recent nog overleg of contact geweest met bollentelers in deze gemeente?
  2. In het laatste petear is meermaals, door meerdere insprekers aangedrongen om toch het convenant op te pakken, omdat dit volgens een partij niet voldoende was, is dit destijds stop gezet. Sector, bollentelers en andere betrokkenen zien het wel zitten om dit weer op te pakken, blijft dit nu steken op tegenstand van 1 partij?
  3. heeft u exact in kaart waar op dit moment sierteelt plaats vindt in onze gemeente en kunt u aangeven waar volgens de gemeente hierover de meeste weerstand heerst?
  4. Kunt u aangeven welk extern adviesbureau advies heeft gegeven en kunt u ons deze doen toekomen?
  5. In bijlage 1 worden andere overwegingen benoemd zoals o.a. ; de wens voor schoner water. Kunt u aangeven waaruit blijkt dat het water in dit gebied niet schoon is en kunt u aangeven waaruit dit voorkomt?
  6. In hetzelfde stuk wordt ook de vraag om regulering genoemd, dit is wettelijk bepaald in de wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Deze staat ook in de omgevingswet. Gaat de gemeente hiermee bovenwettelijke regels opleggen?
  7. De omgevingswet gaat over de fysieke leefomgeving en activiteiten die gevolgen kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving. Maatschappelijk doel van deze wet is het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving.
  8. Kunt u aangeven waaruit blijkt dat er gebieden binnen onze gemeente zijn die nu onveilig en een ongezonde fysieke leefomgeving zijn ? En/of kunt u aangeven of er een afname is en waaruit dit exact voorkomt?

Antwoord namens college:

De afgelopen periode is er met een enkele bollenteler contact geweest naar aanleiding van het raadsbesluit van 26 mei 2025 en over het verdere proces.

  1. Het gevolg van het besluit van de raad van 26 mei 2025 is dat er niet ingezet wordt op hernieuwde gesprekken, gericht op een convenant. Het besluit geeft richting en die richting voorziet in regulering. Het nu voorliggende voorstel geeft richting aan dat besluit.
  2. We hebben een voorlopig overzicht waar in de gemeente sierteelt plaatsvindt. Voor het instellen van een voorbereidingsbesluit is meer ook niet nodig. Het uitvoeren van het raadsbesluit ziet verder op generieke regels en is niet afhankelijk van de vraag of ergens weerstand bestaat.
  3. Rho Adviseurs heeft ons bij de voorbereiding ondersteund, dat ging vooral over het meelezen van de conceptstukken en het doen aan aanbevelingen. Er is dus geen rapport uitgebracht.
  4. Schoner water is een belangrijk aspect ter bescherming van de gezondheid. Wij hebben geen informatie waaruit zou blijken dat het water in het gebied niet voldoende schoon is. In algemene zin geldt dat gewasbeschermingsmiddelen geregeld in grondwater en oppervlaktewater worden aangetroffen.
  5. Het voorbereidingsbesluit is gericht op een aanpassing van ons omgevingsplan en dus is er geen sprake van bovenwettelijke regels.
  6. Zie het antwoord bij vraag 8.
  7. In 2021 constateerde de gemeente dat er veel onrust onder omwonenden bestond over de effecten van gewasbeschermingsmiddelen bij lelieteelt in de open lucht en dat er aanleiding bestond om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen bij sierteelt te reguleren. Op 26 mei 2025 heeft de raad de richting bepaald door een verbod op vestiging van nieuwe sierteelt en een uitbreidingsverbod van bestaande sierteelt. Dit om de risico’s voor de fysieke leefomgeving te voorkomen of te beperken en een veilige leefomgeving te bewerkstelligen. Zoals vermeld onder in reactie op vraag 3 hebben we een voorlopig overzicht van de plekken waar sierteelt plaatsvindt. Bij de opstelling van het ontwerp omgevingsplan brengen we de plekken in beeld.

Vraag raadslid:

Op 2 september jl. ontvingen wij via de griffie de navolgende vragen:

Naar aanleiding van de recente berichtgeving en beantwoording van vragen over de financiële situatie van het Sportbedrijf De Fryske Marren (SDFM) en de toekomst van sportvoorzieningen, dient onze fractie de volgende schriftelijke vragen in:

Inzicht in financiële gevolgen

  1. Zijn er concrete scenario’s ontwikkeld om voorzieningen zoals Sportfun rendabel(er) te maken?
  2. Is er onderzoek gedaan naar de impact van de huidige bezuinigingsmaatregelen op het voortbestaan van Swimfun?
  3. Welke risico’s zijn in kaart gebracht met betrekking tot de toekomstbestendigheid van Swimfun, met name op het gebied van exploitatie, onderhoud en investeringsnoodzaak?
  4. Is doorgerekend of er voldoende reserves overblijven om noodzakelijke investeringen in onderhoud op te vangen.
  5. Wat is de huidige staat van onderhoud van Swimfun, en welke investeringen zijn op korte en middellange termijn nodig om het zwembad toekomstbestendig te houden?
  6. Hoe zijn de onderhoudskosten van de gebouwen en de technische installatie van Swimfun en Sportfun verdeeld.?
  7. Is er sprake geweest van een integrale financiële impactanalyse op de gehele bedrijf? Zo ja, kan de raad deze ontvangen? Zo nee, waarom is zo’n analyse niet opgesteld

    Toekomstbestendigheid en scenario’s voor Swimfun en Sportfun
  8. Worden er concrete scenario’s voorbereid voor het behoud van Swimfun en Sportfun, inclusief eventuele herstructurering, aanvullende financiering of samenwerking met derden?
  9. Wat is het beoogde moment waarop het college deze scenario’s aan de raad voorlegt voor bespreking en besluitvorming?

    Bezuinigen zonder visie?
  10. Welke inhoudelijke visie ligt ten grondslag aan de huidige bezuinigingsvoorstellen op de Swimfun.
  11. Indien dit ontbreekt: wanneer zal het college een integrale visie aan de raad voorleggen, zodat besluiten in samenhang en met toekomstperspectief genomen kunnen worden?

    Signaleringsplicht en tijdigheid van informatievoorziening
  12. Op welke momenten vanaf 2022 heeft het Sportbedrijf of het college signalen ontvangen over verslechterende financiële ontwikkelingen binnen SDFM?
  13. Kan het college een overzicht aanleveren van deze signaleringsmomenten, inclusief memo’s, verslagen en andere interne documenten?
  14. Wat heeft het college concreet ondernomen vanaf het eerste moment dat deze signalen werden ontvangen?
  15. In de meerjarenbegroting van het sportbedrijf had u dit probleem toch kunnen signaleren en in actie op kunnen komen?

    Governance en controle op het Sportbedrijf De Fryske Marren (SDFM)
  16. Hoe beoordeelt het college de huidige governance-structuur van het SDFM, met name in relatie tot de sturing door de gemeente als enig aandeelhouder?
  17. Is de informatievoorziening en control vanuit SDFM richting college en raad voldoende gebleken?
  18. Overweegt het college herstructurering van deze constructie, nu duidelijk is dat de financiële risico’s en de maatschappelijke impact groter zijn dan eerder voorzien?

Antwoord namens college:

Naar aanleiding van de inhoud van de vragen hecht het college er waarde aan eerst de (governance) structuur uit te leggen. We stellen namelijk vast dat veel vragen feitelijk aan het Sportbedrijf zijn en/of de gemeente geen rol of verantwoordelijkheid heeft in bepaalde onderwerpen waar vragen over worden gesteld. De vragen die het college naar eigen inzien zelf dient te beantwoorden, worden uiteraard wel individueel beantwoord.

Structuur
De gemeente heeft drie rollen m.b.t. het Sportbedrijf De Fryske Marren (SDFM), namelijk:
aandeelhouder, verhuurder en opdrachtgever van sport en beweegbeleid. Aan deze rollen zijn specifieke verantwoordelijkheden gekoppeld, zoals vastgelegd in respectievelijk de statuten, de verhuurovereenkomst en de exploitatieovereenkomst en/of specifiek inhoudelijk beleid. De bevoegdheden en verantwoordelijkheden zijn gelimiteerd op basis van de rol die de gemeente heeft.

SDFM is een BV met een eigen verantwoordelijkheid voor de exploitatie en continuïteit. Daar wordt toezicht op gehouden door de Raad van Commissarissen. In dat gremium, binnen gestelde kaders vastgelegd in de statuten, vindt overleg plaats over afwegingen, bezuinigingen, risico’s, financiering, visie, toekomst, etc. Vragen daarover kan het college niet of onvoldoende beantwoorden.

Het college is enig aandeelhouder van SDFM BV. In de Algemene vergadering van Aandeelhouders (AVA) worden met name financiële documenten besproken, zoals de jaarrekening, begroting en meerjarenbegroting. Afhankelijk van het document moet de aandeelhouder goedkeuren of vaststellen, waarbij juistheid, rechtmatigheid en tijdigheid belangrijk zijn. De continuïteit van de onderneming is een aandachtspunt voor de aandeelhouder.

Als verhuurder spelen niet veel ontwikkelingen of overleggen. Er is een verhuurovereenkomst opgesteld en SDFM moet huurpenningen betalen. In de toekomst zullen er gesprekken gevoerd moeten worden over instandhouding en investeringen. Dit laatste speelt een rol in de meerjarenbegroting van SDFM en financieringbehoefte, waar SDFM een plan voor moet opstellen in samenwerking met de verhuurder.

Met betrekking tot de uitvoering van de exploitatieovereenkomst (t.b.v. maatschappelijke
beschikbaarheid en doelstellingen) en de exploitatiebijdrage worden gesprekken gevoerd. Voor de uitvoering van het dit beleid is continuïteit van de onderneming SDFM van belang. Aanvullend op de exploitatieovereenkomst worden incidenteel of tijdelijke aanvullende opdrachten en financiering verleend aan SDFM vanuit inhoud beleid.

De onderwerpen financiën, verhuur en uitvoering worden integraal ambtelijk periodiek met SDFM besproken.

Integraal antwoord op vragen 1-7
Deze vragen betreffen allemaal de verantwoordelijkheid van SDFM. Er zijn een aantal rapporten waarop SDFM zich baseert, namelijk van Synarchis en Drijver & Partners. Het eerste rapport is bij de raad bekend en het tweede is in opdracht van SDFM (in overleg met de gemeente) uitgevoerd. In de AVA wordt al langere tijd het gesprek gevoerd over de continuïteit en financiële gezondheid van SDFM, sinds bekend is dat hier stevige zorgen over zijn.


Integraal antwoord op vragen 8-9
Deze vragen betreffen allemaal de verantwoordelijkheid van SDFM. Deze vragen stelt de gemeente ook aan SDFM met betrekking tot continuïteit.


Integraal antwoord op vragen 10-11
Deze vragen betreffen allemaal de verantwoordelijkheid van SDFM. Deze vragen stelt de gemeente ook aan SDFM met betrekking tot continuïteit.


Individueel te beantwoorden vragen:

12. Deze signalen werden duidelijk in de jaarrekening 2023, waarin een begrotingstekort werd geprognosticeerd over het jaar 2024. Over het verloop nadien is de raad geïnformeerd in rapportages in de P&C cyclus en tijdens het Petear 27 augustus 2025.

13. De signalering ontstond tijdens de behandeling van de jaarrekening 2023. Daarna heeft een continu proces van overleg plaatsgevonden. Het is mogelijk om documenten aan te leveren en acties te duiden.

14. De gesprekken zijn zowel ambtelijk als bestuurlijk geïntensiveerd aan verschillende tafels. Er zijn bijvoorbeeld halfjaar cijfers 2024 opgevraagd, de meerjarenbegroting verzocht aan te leveren, herinnering aanlevertermijnen en de directeur-bestuurder is gevraagd oplossingen aan te dragen. Om dit te bespreken is een ‘bijzondere AvA’ uitgeschreven door het college. Tegelijk wordt ambtelijk meegekeken en gedacht aan oplossingsrichtingen. Momenteel lopen deze gesprekken nog steeds, omdat nog geen zicht is op een duurzame oplossing.

15. De jaarrekeningen, begrotingen en meerjarenbegroting zijn inderdaad aanleiding geweest om het probleem te bespreken. Gezien de periode vanaf 2023 is dat nog een relatief korte termijn om tot duurzame oplossingen te komen. Vandaar het raadsvoorstel voor een incidentele bijdrage in 2025 en de gesprekken met SDFM om tot duurzame oplossingen te komen.

16. De governance-structuur is geen actueel gespreksonderwerp. Naar ons inzien draagt dat, in ieder geval op dit moment, niet bij aan oplossingen voor de financiële vraagstukken en continuïteit. Het zou eerder leiden tot bestuurlijke drukte over de organisatievorm, hetgeen geen recht doet aan de urgente gezamenlijke opgave om SDFM tot een duurzame onderneming te maken.

17. De formele informatievoorziening en bespreking verdient meer aandacht in relatie tot de urgente opgave die er ligt. Daarover zijn afspraken gemaakt. Zowel de gemeente als SDFM bevestigen de behoefte om meer en intensiever contact te hebben en processen te bewaken.

18. Nee, het college overweegt nu geen herstructurering. Zie ook antwoord op vraag 16.

Vraag raadslid:

Op 27 augustus jl. ontvingen wij via de griffie de navolgende vragen:

In het kader van het 80-jarig herdenkingsjaar rond de bevrijding, en met het oog op de eerder unaniem aangenomen motie hebben onze fracties de volgende vragen aan het College:

  1. Het onderzoek van Tresoar is inmiddels afgerond. Wat is de stand van zaken mbt het
    uitvoeren van de motie?
  2. Welke concrete stappen heeft het College tot nu toe ondernomen?
    Kunt u aangeven welke acties sinds het onderzoek van Tresoar zijn genomen om de motie uit te voeren?
  3. Zijn er belemmeringen (praktisch, juridisch of beleidsmatig) die een rol spelen bij de
    vernoeming van straten naar deze vrouwen?
    Indien ja, welke zijn dat en op welke wijze denkt het College deze te overwinnen?
  4. Wat is de planning voor verdere stappen?
    Kunt u een tijdpad geven voor de besluitvorming en uitvoering van de vernoemingen, zodat deze vrouwen alsnog de plek in het straatbeeld krijgen die ze verdienen – bij voorkeur nog tijdens dit 80-jarige herdenkingsjaar?

Antwoord namens college:

Tresoar heeft onderzoek gedaan naar wat de rol van verzetsvrouwen is geweest in onze
gemeente/voormalige gemeenten. Dit onderzoek is inmiddels afgerond en er is een onderzoekrapport opgeleverd met daarbij een lijst met namen van vrouwen die voor vernoeming in aanmerking komen. Tresoar heeft het advies gegeven om aanvullend hierop aan drie lokale deskundigen (door Tresoar aangewezen) te vragen zich een oordeel te vormen en/of suggesties en aanvullingen te doen op die lijst. De resultaten van dit aanvullende onderzoek zijn inmiddels ook bekend en worden momenteel verwerkt.
Op dit moment wordt de laatste hand gelegd aan de ambtelijke advisering over de uitvoering van de motie en de wijze waarop wij die uitvoering ter hand kunnen nemen. Wij verwachten hierover in september een besluit te nemen en u aanvullend te informeren met een raadsmemo. In dit raadsmemo zullen wij ook nader ingaan op het vervolg, wij gaan er daarbij zonder meer vanuit dat wij dan ook kunnen ingaan op hetgeen u in vraag 3 en vraag 4 aan de orde stelt.

Vraag raadslid:

Op 25 augustus jl. ontvingen wij via de griffie de navolgende vragen:

  • Verband met andere voorzieningen
    In hoeverre is onderzocht of deze bezuinigingsvoorstellen indirect leiden tot tekorten bij n de komende jaren bij het zwembad? Bestaat er niet juist het risico dat ook die straks niet meer kostendekkend zijn?
  • Afstoten van sporthallen
    Wordt er door het college serieus overwogen om bepaalde sporthallen af te stoten, gezien de forse tekorten die daar op lijken te bestaan?
  • Tijdigheid van signalering
    Waarom worden wij als raad pas zo laat geïnformeerd over deze financiële tekorten? Was dit niet eerder te voorzien, zeker in het licht van de meerjarenbegroting?
  • Onverwachte cijfers
    Waarom komt het college nu pas met deze cijfers? Deze ontwikkeling lijkt niet plotseling; was dit niet eerder zichtbaar in de begrotingsontwikkeling van het Sportbedrijf? Hadden hier niet veel eerder oplossingen moeten worden gezocht.
  • Ingrijpen bij het zwembad
    Is er overwogen om het zwembad organisatorisch los te koppelen van de stichting? Zo ja, wat zijn de overwegingen geweest om dat wel of niet te doen?
  • Voorkomen van sluiting
    Worden er scenario’s voorbereid waarbij het sluiten van nog meer zwembaden een risico is? Wat doet het college concreet om dat te voorkomen.

Antwoord namens college:

  1. Verband met andere voorzieningen
    In hoeverre is onderzocht of deze bezuinigingsvoorstellen indirect leiden tot tekorten bij n de komende jaren bij het zwembad? Bestaat er niet juist het risico dat ook die straks niet meer kostendekkend zijn?
    Het Sportbedrijf De Fryske Marren (SDFM) is als BV verantwoordelijk voor een sluitende begroting en heeft zelf de bezuinigingsvoorstellen ingediend. Met deze bezuinigingsvoorstellen wordt beoogd de maatschappelijke impact zoveel mogelijk te beperken, terwijl de financiële situatie de komende jaren kan
    stabiliseren en herstellen, zodat het voortbestaan verzekerd blijft.
  2. Afstoten van sporthallen
    Wordt er door het college serieus overwogen om bepaalde sporthallen af te stoten, gezien de forse tekorten die daar op lijken te bestaan?
    Nee. Het faciliteren van sporthallen is een maatschappelijke taak. Dat betekent dat een sporthal altijd een tekort zal hebben in de exploitatiebegroting en de gemeente dit tekort aanvult op basis van beleid, waarbij de gemeenteraad uiteindelijk een besluit neemt.
  3. Tijdigheid van signalering
    Waarom worden wij als raad pas zo laat geïnformeerd over deze financiële tekorten? Was dit niet eerder te voorzien, zeker in het licht van de meerjarenbegroting?
    Naar aanleiding van de financiële tekorten is een ontwikkelparagraaf opgenomen in de Perspectiefnota
  4. In deze tekst staat een tijdlijn over de financiële ontwikkelingen vanaf 2023. Ook heeft u op 13 juni via de nieuwsbrief een memo ontvangen, direct toen de hoogte van het tekort bij de gemeente bekend was. De meest actuele situatie leest u in het raadsvoorstel ‘begroting 2025 Sportbedrijf De Fryske Marren’ (Z.851174).
  5. Ingrijpen bij het zwembad
    Is er overwogen om het zwembad organisatorisch los te koppelen van de stichting? Zo ja, wat zijn de overwegingen geweest om dat wel of niet te doen?
    We gaan ervan uit dat bij deze vraag gerefereerd wordt aan het zwembad van stichting Maeykehiem. Dit vraagstuk is niet aan de gemeente omdat het zwembad niet in eigendom van de gemeente is, noch gefinancierd wordt door de gemeente of andere overeenkomsten aan ten grondslag liggen. De aangekondigde sluiting is wel mede aanleiding geweest om het Mulier instituut opdracht te geven om onderzoek te doen naar het aanbod zwemwater (voor zwemlessen en doelgroepzwemmen) voor
    inwoners van De Fryske Marren.
  6. Onverwachte cijfers
    Waarom komt het college nu pas met deze cijfers? Deze ontwikkeling lijkt niet plotseling; was dit niet eerder zichtbaar in de begrotingsontwikkeling van het Sportbedrijf? Hadden hier niet veel eerder oplossingen moeten worden gezocht.
    Graag verwijzen we naar het antwoord bij vraag 3. Hoewel er signalen waren van negatieve begrotingsontwikkelingen, waren deze nog onvoldoende concreet om als uitgangspunt te nemen.
  7. Voorkomen van sluiting
    Worden er scenario’s voorbereid waarbij het sluiten van nog meer zwembaden een risico is?
    Wat doet het college concreet om dat te voorkomen. Het onderzoek van het Mulier instituut zal de beoogde grondslag bieden om vervolgens scenario’s te maken en besluiten te nemen voor vervolgstappen. Het doel is dat de gemeente adequaat voorziet in zwemwater voor de zwemveiligheid in onze waterrijke gemeente. .

Vraag raadslid:

Op 12 augustus 2025 ontvingen wij via de griffie de navolgende vragen:


In december 2023 heeft de raad een amendement aangenomen bij het onderwerp Evaluatie Grondstoffenbeleidsplan. Het besluit luidde destijds:


Besluit: De evaluatie van het Grondstoffenbeleidsplan 2022-2025 vast te stellen, met dien verstande dat het voorstel als volgt wordt aangepast en punt 3 daaraan wordt toegevoegd:
Voorstel: 1. Kennis te nemen van de stand van zaken van de uitvoering van het Grondstoffenbeleidsplan 2022-2025.

  1. De doelstellingen om minder afval te verbranden te bereiken door:
    a. een aangescherpte communicatiestrategie en
    b. de inzamelfrequentie vooralsnog te behouden op eens per twee weken.
  2. Direct al te werken aan de voorbereiding van aanvullende maatregelen, zodat deze, als de definitieve cijfers over 2023 geen significante vermindering van de hoeveelheid te verbranden afval laten zien, samen met die definitieve cijfers aan de gemeenteraad kunnen worden voorgelegd en vervolgens zo nodig ook snel kunnen worden uitgevoerd.

    Punt 3 is toegevoegd door ons amendement.

    Eerst dacht ik dat we nog helemaal geen cijfers over 2023 hadden gekregen, maar gelukkig wees de griffie mij er (naar aanleiding van een concept van deze vragen) op dat in de vakantieperiode vorig jaar (31 juli 2024) via de nieuwsbrief een raadsmemo verspreid is met de cijfers over 2023. Die heb ik vorig jaar helemaal gemist, vandaar dat ik er niet eerder op terug gekomen ben.

    Uit de cijfers maak ik op dat we de doelstelling voor 2025 zeker niet gaan halen als we gewoon maar doorgaan op de ingeslagen weg. Aanvullende maatregelen lijken onvermijdelijk, en dat was dus al in juli 2024 bekend.

Daarom een aantal vragen:

  1. Wat is er gedaan sinds het amendement van december 2023 om aanvullende maatregelen voor te bereiden? En om welke maatregelen gaat dat dan?
  2. Denkt het college nog steeds dat we met alleen een communicatiestrategie de reductiedoelstellingen van het Grondstoffenbeleidsplan 2022-2025 gaan halen?
  3. Zo ja, waar is dat op gebaseerd?
  4. Zo nee, welke aanvullende maatregelen zijn er al genomen?

Antwoord namens college:

  1. Wat is er gedaan sinds het amendement van december 2023 om aanvullende maatregelen voor te bereiden? En om welke maatregelen gaat dat dan?

    We voeren meerdere campagnes
    De jaarlijkse statusrapportage Grondstof beleidsplan gaat in op de samenstelling van het huishoudelijke restafval en de resultaten van de afvalscheiding door onze inwoners. We zien dat het aandeel van onjuist afval in de grijze container is gereduceerd. Vooral waar het gaat om grondstoffen die thuis horen op de milieustraat, textiel- en papiercontainers. We zien ook dat vooral Gft een speerpunt blijft. We doen daarvoor mee aan de per 1 maart 2024 geheel vernieuwde provincie brede campagne om de scheiding van gft en etensresten te verbeteren. Deze campagne is gebaseerd op een gedragsonderzoek en inzichten uit vorige campagnes. Tot slot voeren we meerdere lokale campagnes, hebben we een extra service met een mobiele milieustraat (2024) en milieubus (2025) en voeren we schoolcampagnes met E-waste races (2023, 2024 en 2025) en Textielrace (2024).
  2. Denkt het college nog steeds dat we met alleen een communicatiestrategie de reductiedoelstellingen van het Grondstoffenbeleidsplan 2022-2025 gaan halen?
  3. Zo ja, waar is dat op gebaseerd?

    Afvalreductie stagneert
    Overeenkomstig het raadsbesluit van 20 december 2023 streven we de doelstellingen voor een afvalreductie van het actuele Grondstof Beleidsplan 2022-2025 na door een aangescherpte communicatiestrategie en behouden we de inzamelfrequentie op eens per twee weken. Concreet is sinds 2020 de hoeveelheid restafval van 132 kilogram per inwoner per jaar verlaagd naar 103,3 kilogram in 2024. Dat doen we met bestaande campagnes en de in 2024 vernieuwde campagne voor een betere scheiding van Gft. Ook streeft afvalverwerker Omrin er naar om het nascheidingsrendement van hun installaties, stapsgewijs te verhogen van 49% in 2024 tot circa 60%. We wachten de positieve effecten van de afvalcampagnes en het betere nascheidingsrendement van Omrin installaties af. Landelijk nam de hoeveelheid huishoudelijk afval in 2024 voor het eerst iets toe na jaren van daling. Dit blijkt uit nieuwe cijfers van het CBS over het jaar 2024. Net als in onze gemeente was er ook bij de Friese gemeenten in 2024 sprake van een lichte toename van het aantal kilogrammen afval per inwoner. De doelstelling van 60 kilogram afval per inwoner zullen we vooralsnog niet behalen, nu blijkt dat de afvalreductie onder druk staat.
  4. Zo nee, welke aanvullende maatregelen zijn er al genomen?

    Geen aanvullende maatregelen
    Het Uitvoeringsprogramma Van Afval Naar Grondstof (VANG) voor Huishoudelijk Afval (HHA) voor de periode tot en met 2025 is herijkt. De nadruk ligt op hoogwaardigere ingezamelde stromen en het beperken van de hoeveelheid restafval. Alle effecten van het Grondstoffen Beleidsplan worden dan na afloop van het jaar 2025 geëvalueerd. Daarna wordt, zoals in het recente raadsmemo (Z.856004) is aangegeven, in het 1e kwartaal van 2026 een nieuw grondstoffenbeleid opgesteld. Daarom worden nu geen aanvullende maatregelen voorgesteld voor een verdere afvalreductie.

Vraag raadslid:


Op 16 juni jl. ontvingen wij via de griffie de navolgende vragen:

Naar aanleiding van een aantal verontrustende krantenartikelen over glyfosaat een vraag aan het college.

  1. Wordt dit middel (glyfosaat) ook gebruikt op gronden van de gemeente ? (eigen gebruik of
    verpachte grond).
  2. En zo ja, in welke hoeveelheden ?

Antwoord namens college:

  1. Er wordt geen glyfosaat gebruikt op eigen gronden van de gemeente. Wij gebruiken al ongeveer 7 á 8 jaren helemaal geen gewasbeschermingsmiddelen meer in de openbare ruimte.

    In de pachtovereenkomsten hebben wij geen specifieke voorwaarden opgenomen met betrekking tot het gebruik van glyfosaat. Wel is vastgelegd dat de pachter het bouwland vakkundig en naar behoren moet bewerken, bemesten en zuiver houden van onkruid. Voor de verpachte gronden geldt dus de algemene wetgeving. Particulieren mogen geen gewasbeschermingsmiddelen met glyfosaat gebruiken. In de landbouw mogen boeren en telers gewasbeschermingsmiddelen met glyfosaat gebruiken. Andere professionals, zoals hoveniers en waterschappen, mogen alleen in uitzonderingsgevallen gewasbeschermingsmiddelen (met glyfosaat of een andere stof) gebruiken (Mag ik gewasbeschermingsmiddelen met glyfosaat gebruiken? | Rijksoverheid.nl).

    Wij hebben geen zicht op of dit daadwerkelijk wordt gebruikt of niet.
  2. N.v.t

Fraach riedslid:

Skriftlike fragen FNP oer stielslakken

De lêste jierren ûntstiet hieltyd mear it byld dat Fryslân as ôffierput fan Nederlân brûkt wurdt. Wylst de rest fan it lân fêsthâldt oan miljeubeskerming en ynspraak, wurde yn ús provinsje plannen makke foar nije gaswinning, tsjin de útsprutsen wil fan in grut part fan de ynwenners yn. Tagelyk ûntdekke we dat ek oare miljeuriskante praktiken, lykas it brûken fan staalslakken yn de ûnderbou fan diken en oare bouprojekten, hjir sûnder dúdlike ynformaasje of kontrôle útfierd binne.

Yn de LC fan 22 en 27 Maaie 2025 waard dúdlik dat by grutte ynfrastrukturele projekten lykas de Haak om Ljouwert (2011 – Desimber 2014) en de Sintrale As (Dokkum, 2011 – Oktober 2016) staalslakken brûkt binne. Dit wylst Rykswettersteat en it ministearje al sûnt teminsten 2006 witte dat dizze stoffen skealik wêze kinne foar grûn en wetter. De provinsje Fryslân waard net ynljochte en liket, sûnder har derfan bewust te wêzen, as proefregio ynset.

Mooglik is ek by de oanlis fan it nije knooppunt Joure (2016 – oktober 2017), en ek op oare plakken yn ús gemeente, dit materiaal brûkt. Mar der is gjin iepenbiere ynsjoch yn hokker materialen oft brûkt binne, en oft dat gefolgen hat foar folkssûnens of miljeu. It feit dat der gjin meldplicht of beheiningen binne foar it brûken fan dit soarte ôffalstoffen ropt fragen
op: oer hoe’t wy as gemeente witte wat der yn ús grûn sit, oer de ynfloed op ús ynwenners, en oer de fraach oft wy net mear regie nimme moatte op dit mêd.

Yn it ljocht fan dizze ûntwikkelingen en yn it belang fan folkssûnens, miljeu en iepenheid nei ús ynwenners, stelt ús fraksje de folgjende fragen oan it kolleezje:

  1. Kin it kolleezje oanjaan oft der by de oanlis fan diken, fytspaden of oare ynfrastrukturele of boukundige wurken binnen ús gemeente gebrûk makke is fan staalslakken of ferlykbere ôffalstoffen?
  2. a. As dat net it gefal is, is it kolleezje it dan mei ús iens dat it frjemd is dat der gjin meldplicht bestiet foar it brûken fan sokke materialen, en fynt it kolleezje dat dit ûnder de oandacht brocht wurde moat by de provinsje of it Ryk?
  3. b. As dat sa is, is it kolleezje dan bekend mei mooglike risiko’s foar de folkssûnens en/of skea oan de kwaliteit fan boaiem en wetter?
  4. Fynt it kolleezje it winsklik, ek mei it each op iepenheid nei ús ynwenners ta – om yn kaart te bringen oft, wêr’t en hoe der mooglik staalslakken yn de gemeentlike grûn ferwurke binne, sadat wy as gemeente dêr yn de takomst goed op ynspylje kinne mochten der oanliedingen komme?

    https://lc.nl/friesland/Staalslakken-46361967.html
    https://lc.nl/friesland/leeuwarden/Knooppunt-Werpsterhoeke-mogelijk-lang-afgesloten-doorstaalslakken-46458676.html

Antwurd nammens kolleezje::

  1. Kin it kolleezje oanjaan oft der by de oanlis fan diken, fytspaden of oare ynfrastrukturele of boukundige wurken binnen ús gemeente gebrûk makke is fan staalslakken of ferlykbere ôffalstoffen?
    • Binnen ús gemeente binne op meardere plakken dykfundearringen oanlein mei stielslakken of fergelykbere stoffen. As foarbyld binne der by Knooppunt Joure IBC terpen oanlein mei de boustof ‘AEC-bodemas’. Dit is restmateriaal fan ôffalenerzjysintrales.

      Binnen onze gemeente zijn op meerdere plekken wegfunderingen aangelegd met staalslakken of vergelijkbare stoffen. Als voorbeeld zijn er bij Knooppunt Joure IBC terpen aangelegd met de bouwstof ‘AEC-bodemas’. Dit is restmateriaal van afvalenergiecentrales.
  2. a. As dat sa is, is it kolleezje dan bekend mei mooglike risiko’s foar de folkssûnens en/of skea oan de kwaliteit fan boaiem en wetter?
    Ja it kolleezje is bekend mei de risiko’s en folget de aktualiteiten fan no op’e foet. Der bestiet binnen ús gemeente amper oant gjin risiko op skea oan boaiem en wetter omdat de oanbelangjende fundearringen boppe it grûnwetterpeil lizze en der dikke sânpakketten ûnder de fundearring lizze. Kâns op útleaging is nihil. Der binne binnen de reguliere diken dan ek gjin yndikaasjes dat der grûn – of oerflaktewetter fersmoarge is. Foar de IBC terpen Knooppunt Joure is ûndersteand artikel fan tapassing. Dit artikel is ûnderdiel fan de Eigendom, behear en
    ûnderhâldoerienkomst tusken de ferskate oerheden. Ja, het college is bekend met de risico’s en volgt de huidige actualiteiten op de voet. Er bestaat binnen onze gemeente weinig tot geen risico op schade aan bodem en water omdat de betreffende funderingen boven het grondwaterpeil liggen en er dikke zandpakketten onder de
    fundering liggen. Kans op uitloging is nihil. Er zijn binnen de reguliere wegen dan ook geen indicaties dat er grond- of oppervlaktewater verontreinigd is. Voor de IBC terpen Knooppunt Joure is onderstaand artikel van toepassing. Dit artikel is onderdeel van de Eigendom, beheer en onderhoudsovereenkomst tussen de verschillende overheden.

    Artikel 5: Eigendom, Beheer en Onderhoud ‘Drainage IBC Knooppunt Joure’ Het eigendom van de IBC-terpen volgt de eigendomsgrenzen zoals die zijn aangegeven op de bij deze overeenkomst gevoegde tekening met nr. NN-W 2021-001 (bijlage 1).
    1 Vanwege het door de Gemeente en de Staat gedeeld eigenaarschap van de IBC werken, zoals uiteengezet in het “Ontwerp en beheers- en controleplan IBC-werken”, waarvan de passage met betrekking tot het gedeelde eigenaarschap zijn opgenomen in bijlage 3 “Onderdelen Ontwerpplan IBC voor EBO” , spreken de Gemeente en de Staat de volgende taakverdeling af.
    Monitoring IBC werken.
    De taken van de Staat betreffen:
    a. Het inschakelen van onafhankelijke gecertificeerde partijen, die de in het Controle en beheersplan
    opgenomen verplichtingen uit gaan voeren.
    b. Het optreden als “norm adressant” richting het bevoegd gezag met betrekking tot de IBC werken ter
    plaatse van de aansluiting Joure.
    c. Het laten uitvoeren van de taken zoals opgenomen in paragraaf 3.4.4 van het “Ontwerp en beheers- en
    controleplan IBC —werken”
    d. Het (laten) afhandelen van afwijkingen indien deze zich voordoen zoals opgenomen in paragraaf 3.5
    van het “Ontwerp en beheers- en controleplan IBC —werken”
    3De kosten van de hiervoor genoemde onderdelen a t/m c komen ten laste van Rijkswaterstaat.
    De rapportage van de monitoring, die in opdracht van WVL wordt uitgevoerd, zal aan beide eigenaren (Gemeente en de Staat) worden verzonden.
  3. Bij afwijkingen zal er nader overleg plaatsvinden tussen de Gemeente en de Staat als eigenaren over de vervolgstappen volgens punt d.
  4. Alle kosten als gevolg van het genoemde bij hiervoor genoemde punt d komen ten laste van de eigenaar van het onderdeel waar de afwijking is geconstateerd.

2b. As dat net it gefal is, is it kolleezje it dan mei ús iens dat it frjemd is dat der gjin meldplicht bestiet foar it brûken fan sokke materialen, en fynt it kolleezje dat dit ûnder de oandacht brocht wurde moat by de provinsje of it Ryk?
Yn’e tiid fan de oanlis fan it Knooppunt De Jouwer bestie der wol deeglik in meldplicht en in
fergunningtrajekt. De folgjende saken binne meinaam yn it kontrakt:
1.3. Wet- en regelgeving, richtlijnen en contractuele eisen
Het ontwerp, afwijkingen op het ontwerp en het beheers- en controleplan (plan)
moeten voldoen aan de eisen gesteld in paragraaf 3.9 Isolatie-, beheers- en
controlemaatregelen van de Regeling bodemkwaliteit.
In deze paragraaf is opgenomen dat het plan moet worden gekeurd door de
Advieskamer Bodembescherming volgens het normdocument “Werkvoorschrift
Beoordelen ontwerp IBC-werk” (Werkvoorschrift) waarin eisen uit de Regeling
bodemkwaliteit zijn uitgewerkt naar onderdelen met beschrijving, eisen (criteria) en
toelichting. Tenminste vier weken voor het toepassen van de IBC-bouwstof moet de
voorgenomen toepassing worden gemeld bij de Minister (Meldpunt bodemkwaliteit,
Rijkswaterstaat Leefomgeving). Bij de melding moet onder andere het plan en het
beoordelingsrapport van de Advieskamer in de vorm van een afgegeven advies zijn
gevoegd. De melding wordt via het meldpunt meteen doorgezonden naar het bevoegd
gezag, hier de gemeente Fryske Marren. Relevante richtlijnen zijn bij bronnen in paragraaf 1.5 genoemd.
De belangrijkste hiervan zijn:

  • SIKB: Werkvoorschrift Beoordelen ontwerp IBC-werk;
  • Ministerie van VROM: Richtlijn dichte eindafwerking.
    RWS hat desjarzje ferliend oan Van der Lee oangeande de juste oanlis fan de IBC konstruksje. Op de folgjende webside stiet de meast aktuele regeljouwing oangeande tapassen IBC boustoffen:
    Ten tijde van de aanleg van het Knooppunt Joure bestond er wel degelijk een meldplicht en een vergunningentraject. De volgende zaken zijn meegenomen in het contract:
    1.3. Wet- en regelgeving, richtlijnen en contractuele eisen
    Het ontwerp, afwijkingen op het ontwerp en het beheers- en controleplan (plan)
    moeten voldoen aan de eisen gesteld in paragraaf 3.9 Isolatie-, beheers- en
    controlemaatregelen van de Regeling bodemkwaliteit.
    In deze paragraaf is opgenomen dat het plan moet worden gekeurd door de
    Advieskamer Bodembescherming volgens het normdocument “Werkvoorschrift
    Beoordelen ontwerp IBC-werk” (Werkvoorschrift) waarin eisen uit de Regeling
    bodemkwaliteit zijn uitgewerkt naar onderdelen met beschrijving, eisen (criteria) en
    toelichting. Tenminste vier weken voor het toepassen van de IBC-bouwstof moet de
    voorgenomen toepassing worden gemeld bij de Minister (Meldpunt bodemkwaliteit,
    Rijkswaterstaat Leefomgeving). Bij de melding moet onder andere het plan en het
    beoordelingsrapport van de Advieskamer in de vorm van een afgegeven advies zijn
    gevoegd. De melding wordt via het meldpunt meteen doorgezonden naar het bevoegd
    gezag, hier de gemeente Fryske Marren. Relevante richtlijnen zijn bij bronnen in paragraaf 1.5 genoemd.
    De belangrijkste hiervan zijn:
  • SIKB: Werkvoorschrift Beoordelen ontwerp IBC-werk;
  • Ministerie van VROM: Richtlijn dichte eindafwerking.
    RWS heeft decharge verleend aan van der Lee m.b.t. de juiste aanleg van de IBC constructie. Op de volgende website IPLO IBC bouwstoffen staat de meest actuele regelgeving omtrent toepassen IBC bouwstoffen.
  1. Fynt it kolleezje it winsklik, ek mei it each op iepenheid nei ús ynwenners ta – om yn kaart te bringen oft, wêr’t en hoe der mooglik staalslakken yn de gemeentlike grûn ferwurke binne, sadat wy as gemeente dêr yn de takomst goed op ynspylje kinne mochten der oanliedingen komme?
    Foarearst hantearret de gemeente de wurkwize om allinnich by ferfanging fan komplete weikonstruksjes, dus de hiele fundearring en asfaltlagen, te ûndersykjen oft der soartgelyk materiaal yn de fundearring tapast is. Dit dogge wy ek by asfaltlagen dêr’t noch tear yn ferwurke sit. Wy binne wetlik ferplichte om dy stoffen ôf te fieren nei in erkend ferwurkingsbedriuw en dêrmei út de leefomjouwing te ûntlûken. Mocht it winske wêze om better oersjoch te krijen, moatte wy alle earder útfierde asfaltboarrings beskôgje en de ûnbekende lokaasjes ûndersykje. In ynskatting is dat wy mei + / – 10.000 boarringen in reedlike mar gjin 100% garânsje ynskatting jaan kinne. Kosten foar dy eksersysje kinne oprinne ta in bedrach fan € 1.000.000, – besteande út ynhier foar it neilibjen fan besteande boarringen, oanbesteegjen en begelieden fan de ekstra ûndersiken en rapportaazjes.
    Vooralsnog hanteert de gemeente de werkwijze om alleen bij vervanging van complete wegconstructies, dus de gehele fundering en asfaltlagen, te onderzoeken of er soortgelijk materiaal in de fundering is toegepast. Dit doen we ook bij asfaltlagen waarin nog teer verwerkt zit. We zijn wettelijk verplicht om deze stoffen af te voeren naar een erkend verwerkingsbedrijf en daarmee uit de leefomgeving te onttrekken. Mocht het gewenst zijn beter overzicht te verkrijgen moeten we alle eerder uitgevoerde asfaltboringen beschouwen en de onbekende locaties onderzoeken. Een inschatting is dat we met +/- 10.000 boringen een redelijke maar geen 100% garantie inschatting kunnen geven. Kosten voor deze exercitie kunnen oplopen tot een bedrag van € 1.000.000,- bestaande uit inhuur t.b.v. nalopen bestaande boringen, aanbesteden en begeleiden van de extra onderzoeken en rapportages.

Vraag raadslid:

Op 2 juni jl. ontvingen wij via de griffie de navolgende vragen:

Op 21 april 2021 heeft de raad een motie aangenomen met betrekking tot het realiseren van een zg radar nadering detectiesysteem op de Noordoostpolderdijk. De raad is hierover 2 keer mbt de de voortgang geïnformeerd. Maart 2024 voor de laatste keer.

  1. Kan het college de CDA fractie op de hoogte stellen van de voortgang?
    Dit mede naar aanleiding van de laatste memo van het college waarin staat: “.Daadwerkelijke aanpassing van de verlichting kan eind dit jaar (2024) of begin volgende jaar (2025) aan de orde zijn’’ einde citaat.

Antwoord namens college:

Voor wat betreft de aanschaf van een radardetectiesysteem voor de windmolens zit het op dit moment in de offertefase. De verwachting is positief dat het radardetectiesysteem er definitief komt. Het loopt wel moeizaam(er) omdat het om een bestaand windmolenpark gaat. Bij een nieuw park zou een radardetectiesysteem sneller te regelen zijn. Zodra er een update is worden wij door onze contactpersoon op de hoogte gesteld. De hoop/verwachting is dat er komende winter serieuze ontwikkelingen zijn en dat dan begonnen wordt met de aanleg van het radardetectiesysteem. Daarnaast wordt een apart radardetectiesysteem, waarmee vogels gedetecteerd kunnen worden, ook meegenomen in de lopende uitvraag. Het is de bedoeling dat onderscheid gemaakt kan worden tussen bijvoorbeeld rode lijst soorten zoals zeearenden en aalscholvers en niet rode lijst soorten zoals meeuwen.

Vraag raadslid:

Op 18 april jl. ontvingen wij via de griffie de navolgende vragen:
Er is ons in Q4 van 2024 medegedeeld dat er een zebrapad zal worden gerealiseerd in Q1 van 2025 nabij Vegelin State gelegen aan de Harddraversweg in Joure. Tot heden is er nog steeds geen veilige oversteek gerealiseerd en is er ook nog nergens een zebrapad te bekennen op de aangewezen plek.

  1. Kan het College aangeven hoeveel tijd zij nog nodig denken te hebben voor de realisatie van het beloofde en door de gemeenteraad bepaalde zebrapad? De gelden zijn immers toegezegd en we zijn inmiddels al bijna weer een maand verder van Q1.

Wij ontvangen spoedig graag uw antwoord!

Deze vraag werd mede gesteld door:

  • Burgerpartij De Fryske Marren
  • VVE it Heem I & II
  • Diverse bewoners van de Harddraversweg
  • Diverse bewoners van Vegelin State als mede personeel welke hier werkzaam zijn
  • Verschillende ondernemers uit de Winkelstraat van Joure

Alle bovengenoemde zijn niet te spreken over de lakse houding ten aanzien van de uitvoering en de disrespectvolle omgang van de inwoners die met smart zitten te wachten op een veilige oversteekplaats.


Antwoord namens college:

In voorbereiding op de werkzaamheden voor de aanleg van het zebrapad is ten behoeve van het te nemen verkeersbesluit advies gevraagd aan de verkeerspolitie. Dit was advies is negatief. Om deze reden is besloten om de aanleg van het zebrapad opnieuw aan de gemeenteraad voor te leggen. Het voorstel is geagendeerd voor het Petear op 7 mei a.s.

Vraag raadslid:

Op 10 april jl. ontvingen wij via de griffie de navolgende vragen:
In de grote Lelylijn-dagbladcampagne begin dit jaar ontbrak tussen alle noordelijke gemeenten en provincies, alle belangrijke ondernemingen en nutsbedrijven, onderwijsinstellingen, maatschappelijke organisaties en corporaties, als enige de naam van De Fryske Marren.


Daarom hebben wij de volgende vragen aan u:

  1. Waarom stond De Fryske Marren hierin niet vermeld?
  2. Wat is uw positie ten aanzien van de Lelylijn?
  3. Beseft u dat de provincie Fryslân flink inzet op het realiseren van de Lelylijn?
  4. Wat is de rol van onze twee FNP-wethouders die volgens hun partijprogramma zeer
    gereserveerd zijn ten opzichte van de Lelylijn terwijl de FNP-gedeputeerde Sijbe Knol zij aan zij
    met zijn collega Friso Douwstra vecht voor deze infrastructuur?
  5. Bent u nog van plan een constructieve bijdrage aan het bestuurlijk proces te leveren?

Antwoord namens college:

  1. Gelet op het coalitieakkoord “Fûnemint foar moarn” en de raadsbehandelingen over de Lelylijn van 8 mei en 23 oktober 2024, hebben wij er voor gekozen om de dagbladcampagne voor de Lelylijn niet mee te ondertekenen.
  2. Onze positie ten aanzien van de Lelylijn is conform het coalitieakkoord: “Als de Lelylijn er komt, dan zijn we actief betrokken bij de gevolgen van die komst voor De Fryske Marren”.
  3. Wij zijn goed op de hoogte van de inzet van de provinsje Fryslân waar het gaat om het dossier Lelylijn.
  4. Wij handelen als college conform het coalitieakkoord.
  5. Wij blijven ambtelijk en bestuurlijk aangesloten op het proces. In 2025 en 2026 wordt door Rijk en regio gewerkt aan een masterplan Lelylijn. In het Masterplan worden door Rijk en regio de financieringsmogelijkheden nader onderzocht, een aantal complexe locaties verder uitgewerkt en wordt de impact van de Lelylijn over 100 jaar in beeld gebracht. De uitvoering is inmiddels gestart. Het voornemen van het Kabinet om een deel van de in de Rijksbegroting opgenomen middelen voor de Lelylijn aan te gaan wenden voor andere infrastructurele projecten in Nederland, zet voor nu geen streep door het opstellen van het masterplan. De uitdaging om voldoende middelen beschikbaar te krijgen blijft, maar is met de besluitvorming rond de Voorjaarsnota van het Rijk wel groter geworden. Wij leveren als De Fryske Marren input voor het
    onderzoek. Het gaat onder meer om kansen en bedreigingen omtrent natuur en landschap, mogelijke stations bij Joure en Lemmer, het gebied Tsjûkemar, e.d.

Vraag raadslid:

Op 10 april jl. ontvingen wij via de griffie de navolgende vragen:

Recent is een 36-jarige man van Eritrese afkomst om het leven gekomen bij een bedrijfsongeval in Follega. Voor hem is een inzamelingsactie gestart om de man te repatriëren omdat volgens zijn geloof iemand moet worden begraven op de plek waar hij is geboren. Onze gemeente heeft € 3.000,00 bijgedragen. Volgens u is dat een wettelijke regeling. Of dat in dit geval zo is valt te bezien.
Geloofsovertuiging en repatriëring zijn namelijk niet relevant. Ook is niet duidelijk of de familie onvermogend is. Het slachtoffer, een statushouder die drie jaar in Nederland is, had werk en stond op de loonlijst van een detacheringsbureau dat in opdracht van een schoonmaakbedrijf een werk uitvoerde, waarbij de man van een dak viel en dodelijk verongelukte.
Aangezien er geen wettelijke noodzaak was om financieel bij te springen en een repatriëring van het stoffelijk overschot uit geloofsovertuiging maatschappelijk niet relevant is, stellen wij de volgende vragen aan u:

  1. Klopt het dat de gemeente € 3.000,00 aan de familie heeft overgemaakt ter tegemoetkoming in de uitvaartkosten c.q. repatriëring van de man?
  2. Voelde de gemeente zich hiertoe verplicht?
  3. Is dit geld geoormerkt en welke kosten zijn ermee gedekt?
  4. Kon er geen beroep worden gedaan op de (verplichte) verzekeringspolis van werknemer en/of werkgever, zijnde een detacheringsbureau en schoonmaakbedrijf in wier opdracht de man werkte?
  5. Was er niet voldoende geld ingezameld via de crowdfunding met het streefbedrag van € 15.000?
  6. Schept deze financiële bijdrage geen precedent?

Antwoord namens college:

  1. Klopt het dat de gemeente € 3.000,00 aan de familie heeft overgemaakt ter tegemoetkoming in de uitvaartkosten c.q. repatriëring van de man?
    Ja, dit klopt. Wij hebben € 3000,00 bijgedragen ten behoeve van het dekken van de kosten voor een begrafenis van deze man.
  1. Voelde de gemeente zich hiertoe verplicht?
    Omdat er op het moment van beoordelen aanleiding was, qua financiële omstandigheden, om aan te nemen dat de Wet op de Lijkbezorging (Wlbz) toegepast moest worden, voelden wij ons wettelijk verplicht om hierin bij te dragen. Uiteindelijk waren we hier niet toe verplicht, dit was nog niet duidelijk op het moment dat deze vraag zich voor deed.
  2. Is dit geld geoormerkt en welke kosten zijn ermee gedekt?
    Deze bijdrage is bestemd voor het begraven van deze persoon en staat gelijk aan het bedrag wat wij verstrekken voor een basis-begrafenis op grond van de Wlbz.
  3. Kon er geen beroep worden gedaan op de (verplichte) verzekeringspolis van werknemer en/of werkgever, zijnde een detacheringsbureau en schoonmaakbedrijf in wier opdracht de man werkte?
    Op het moment van handelen is en was nog niet bekend of hier een beroep op kon worden gedaan. Het was nodig om snel een besluit te nemen omdat er anders geen financiën leken te zijn
    voor het verzorgen van de begrafenis.
  4. Was er niet voldoende geld ingezameld via de crowdfunding met het streefbedrag van €15.000?
    Op het moment van toezeggen was dit niet aan de orde.
  5. Schept deze financiële bijdrage geen precedent?
    Wij hebben naar eer en geweten gehandeld, iedere situatie is uniek en wordt getoetst aan de uitgangspunten van de Wlbz. Gelet hierop achten wij de precedentwerking klein.

Vraag raadslid:

Op 10 april jl. ontvingen wij via de griffie de navolgende vragen:

Roeken verpesten het leef-, woon- en werkgenot. Deze (beschermde) kolonievogel kan zo storend en dominant aanwezig zijn, dat veel inwoners maatregelen wensen. Uw college ondervindt dagelijks het enorm geschreeuw en de schijterij van honderden roeken die nestelen in park Herema State tegenover het gemeentehuis, dat niet representatief mag worden genoemd door de grote overlast voor werkenden, bezoekers, watergasten en wandelaars.

Een verjaging zou hier op zijn plaats zijn. De brutale roek vindt wel elders plek. Indien dat in de buurt is van een woonwijk zou de vogel ook daar verjaagd moeten worden. Niet alleen vanwege het verstoorde woongenot maar ook vanwege de waardevermindering van de huizen.

Op zijn minst is beheer noodzakelijk want roeken zijn beruchte predatoren die heel veel eieren van kwetsbare weidevogels leegroven, een bedreiging zijn voor al even kwetsbare tuinvogels (je hoort nauwelijks nog lijsters zingen). Zelfs de 4 mei-herdenking in Joure is door het doodsgekrijs onwaardig.

Onze vragen zijn:

  1. Onderkent u de overlast en de bedreiging voor de balans in de natuur?
  2. Bent u van mening dat de situatie onhoudbaar is?
  3. Bent u bereid maatregelen te nemen?
  4. Zo ja, waar gaat uw voorkeur naar uit: verstoring, verjaging, nestverwijdering of beheer (afschot)?

Antwoord namens college:

1. Onderkent u de overlast en de bedreiging voor de balans in de natuur?
Wij onderkennen dat mensen overlast kunnen ervaren van de aanwezigheid van de roek,
voornamelijk tijdens het broedseizoen (maart tot en met juli) wanneer de roeken zich weer
verzamelen zijn ze vocaal aanwezig. De roek is geen bedreiging voor de balans in de natuur. De roek eet vooral ongewervelden die in de bodem leven, zoals wormen, emelten, engerlingen en kevers. Daarnaast eet de roek zaaigoed (zaden, granen) en vruchten. Het eten van eieren of kuikens van weide- en zangvogels komt sporadisch voor, maar vormt geen belangrijk onderdeel van het dieet van de roek. De roek speelt geen significante rol als predator, waardoor de afname van zang- en weidevogels niet aan deze vogel kan worden toegeschreven. Wellicht is hier een verwarring met de zwarte kraai ontstaan, deze soort staat bekend als een belangrijke predator van weidevogel eieren en kuikens. De afname van weide- en zangvogels zijn voornamelijk aan andere factoren te wijten, zoals door afname van geschikt leefgebied en voedsel.

2. Bent u van mening dat de situatie onhoudbaar is?
De gegevens van de roekentellingen over de afgelopen negen jaar tonen aan dat de
populatieaantallen bij Herema State per jaar fluctueren en dat er geen sprake is van een
exponentiële populatiegroei (zie onderstaande grafiek). Wij zijn van mening dat deze situatie niet onhoudbaar is. Wel kunnen wij ons voorstellen dat sommigen dit anders ervaren.

3. Bent u bereid maatregelen te nemen?
Voor het uitvoeren van een roekenbeheerplan is een omgevingsvergunning nodig omdat de roek beschermd is d.m.v. de vogelrichtlijn. Van het verbod de vogels of hun kolonies te verstoren kan enkel worden afgeweken met toestemming van Gedeputeerde Staten op grond van artikel 11.37, lid 1, BAL. Voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning om roeken te mogen verjagen, moet een activiteitenplan opgesteld worden waarbij andere locaties voor de roeken worden aangewezen. Deze potentiële vestigingslocaties moeten zorgvuldig zijn ontwikkeld en gerealiseerd voordat men mag beginnen met verjagen. De provincie moet dit activiteitenplan goedkeuren.
In december 2016 is door het college besloten aan de raad voor te leggen de roekenoverlast conform de notitie “beperken roekenoverlast” Roekenbeheerplan 2017-2020 aan te pakken. Dit voorstel is op 1 maart 2017 door de raad verworpen. Destijds zijn hierop dan ook geen verdere acties in gang gezet. Overigens (zie hiervoor) zijn de mogelijkheden om roeken te verjagen juridisch beperkt. Ook is het in de praktijk lastig om roeken te verjagen. Dit is meerdere keren onderzocht in het verleden.
Tot op heden is er geen aanleiding geweest dit te herzien aangezien de roekenkolonies in onze gemeente redelijk stabiel zijn qua aantallen.

4. Zo ja, waar gaat uw voorkeur naar uit: verstoring, verjaging, nestverwijdering of beheer
(afschot)?
Zie het antwoord op vraag 3.

Vraag raadslid:

Op 17 april 14.59 uur jl. ontvingen wij via de griffie de navolgende vragen:

Wij hebben vragen gekregen over het intrekken van vergunningen voor paasvuren.
In de brief wordt er aangegeven dat i.v.m. tijdelijke droogte dat er geen paasvuren ontstoken mogen worden. Als u de laatste week naar buiten kijkt, is er weinig sprake van droogte. Er worden ook vergunningen ingetrokken voor kleine paasvuren, op eigen terrein. Een traditie die op deze manier ‘om zeep wordt geholpen’.

  1. Waarom is er niet voor gekozen om in overleg te gaan met de betrokkenen om te kijken naar de mogelijkheden, maar wordt er meteen tot een verbod overgegaan?
  2. Belanghebbenden kunnen binnen zes weken bezwaar indienen, maar de brief is pas verzonden op 10 april. Belanghebbenden kunnen dus nu niets meer doen, aangezien het 20 april al Pasen is. Kortom zou u een heroverweging willen maken, om (kleine) paasvuren in onze gemeente toch toe te staan en deze traditie te behouden?

Antwoord namens college:

Op zaterdag 19 april 2025 heeft u telefonisch contact gehad met de portefeuillehouder betreffende uw vragen. Bijgaand treft u de schriftelijke beantwoording op uw vragen aan.

1.Waarom is er niet voor gekozen om in overleg te gaan met de betrokkenen om te kijken naar de mogelijkheden, maar wordt er meteen tot een verbod overgegaan?
Ten tijde van het besluit om de verleende ontheffingen voor het mogen ontsteken van paasvuren weer in te trekken, was het al enkele weken droog en zonnig weer. De natuur (en landerijen) waren dusdanig droog dat de Veiligheidsregio Fryslân risicofase 2 heeft ingesteld. Dit houdt in dat het natuurbrandrisico zeer hoog is. Een natuurbrand kan zich in droge periodes snel en onvoorspelbaar ontwikkelen, zeker bij harde wind. Om bovenstaande reden is ons als gemeente gevraagd om onze medewerking te verlenen om (de gevolgen van) natuurbranden te voorkomen of te beperken. Specifiek is ons gevraagd om terughoudend te zijn met het verlenen van (ontheffingen op) stookverboden in relatie tot het komende paasweekend. Dat is voor ons dan ook aanleiding geweest om de vier reeds afgegeven ontheffingen weer in te trekken en de drie verzoeken die nog bij ons nog in behandeling waren niet te honoreren.

2. Belanghebbenden kunnen binnen zes weken bezwaar indienen, maar de brief is pas verzonden op 10 april. Belanghebbenden kunnen dus nu niets meer doen, aangezien het 20 april al Pasen is. Kortom zou u een heroverweging willen maken, om (kleine) paasvuren in onze gemeente toch toe te staan en deze traditie te behouden?
Dinsdag 15 april jl. heeft de Veiligheidsregio Fryslân een zogenaamd ‘faseoverleg’ gehad binnen de drie noordelijke veiligheidsregio’s en heeft besloten om de ingestelde fase 2 te handhaven. Dit is gebaseerd op de volgende punten:

  • Droogte in de natuur,
  • Aantal meldingen natuurbrand momenteel,
  • De sapstromen komen door de droogte in de voorliggende periode langzamer op gang. Er ligt nog steeds veel ‘dode’ vegetatie van vorig jaar (afgevallen bladeren/afgestorven gras) in de natuur.
  • Er wordt weinig neerslag verwacht voor de komende periode. Er is momenteel een neerslag tekort. De neerslag die er valt is niet voldoende om de natuur dermate nat te maken dat het voldoende is om het gevaar op een natuurbrand volledig weg te nemen.

Naast bovenstaande heeft de Veiligheidsregio de volgende vraag aan ons gesteld: “Terreineigenaren, natuurbeheerders en hulpdiensten zijn in deze periode extra alert, maar vragen ook uw medewerking om de gevolgen van natuurbrand te voorkomen of te beperken. Gemeenten vragen wij terughoudend te zijn met het verlenen van stookverboden in relatie tot het komende Paasweekend”. Dit heeft ons er toe gebracht om voor onze gehele gemeente geen ontheffingen op het stookverbod te verlenen en daarbij dus ook geen onderscheid te maken tussen kleine of grote paasbulten. Het risico op brand is gewoonweg te groot en wij volgen hierin het advies van de Veiligheidsregio Fryslân. Omdat het verlenen van een ontheffing (en daarmee ook het intrekken) een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, zit er standaard een bezwaarclausule onder de uitgegane brief.

Tot slot
We begrijpen de teleurstelling dat de ontsteking van de paasvuren dit jaar niet door kan gaan vanwege veiligheidsreden.

Vraag raadslid:

Op 31 maart (en 10 april een aanvulling) jl. ontvingen wij via de griffie de navolgende vragen:


Project
Aan de Tsjûkemar in Sint Nicolaasga is een zonnepark in ontwikkeling op de perceelnummers 687, 688 en 88 sectie S kadastrale gemeente Langweer. De percelen groot ca. 10 hectare (waarvan ca. 7,3 hectare panelenveld) zijn gelegen aan de rand van het dorp nabij het tankstation van Fieten. In de organiserende werkgroep is het dorp breed vertegenwoordigd (Dorpsbelang, Ondernemersvereniging). Uitvoerende partij is Novar in Drachten. De capaciteit van het park is voldoende voor de stroomvoorziening van 3.500 huishouden. Genoeg voor de verduurzaming van het hele dorp. Het zonnepark valt binnen de wet- en regelgeving qua ligging en omvang.

Een belangrijk onderdeel van het zonnepark is het voorgenomen snellaadplein bij Fieten. Dat is een belangrijke infrastructuur voor de regio. Op dit snellaadplein komt een energieopslagsysteem waardoor de leveringszekerheid van energie wordt geoptimaliseerd. Bovendien kan de energie flexibel worden ingezet via mobiele units.
Kortom: Zonnepark Sint Nyk verdient een adequate aanpak en een urgente plek op de economische agenda van gemeente De Fryske Marren.

Echter, de planvorming verloopt stroef. Het initiatief is reeds in 2020 genomen. Het project is na vijf jaar nog steeds niet gestart. Vorig jaar zou het zonnepark in behandeling worden genomen en op de agenda van de raad worden gezet. Dat is tot op heden ondanks toezeggingen uitgebleven. De werkgroep vraagt zich af waarom het allemaal zo lang duurt en op welke termijn er een aanvang kan worden genomen met realisatie.
Daarom hebben wij de volgende dringende vragen aan u:

  1. Waarom is er nog steeds geen zicht op realisatie van dit plan?
  2. Beseft uw college wel de urgentie in verband met economische ontwikkelingen?
  3. Waarom is het plan nog steeds niet op de agenda geplaatst?
  4. Wanneer wordt het plan in de gemeenteraad besproken

Antwoord namens college:

1. Waarom is er nog steeds geen zicht op realisatie van dit plan?
Op 12 december 2019 is er een aanvraag omgevingsvergunning ingediend voor het oprichten van het zonnepark te Sint Nicolaasga. Op 13 april 2022 heeft de gemeenteraad het voorstel van
het college om de omgevingsvergunning te verlenen besproken. De gemeenteraad heeft
besloten het voorstel van het college niet te volgen en een andersluidend besluit genomen. Op 4 juli 2022 heeft de gemeenteraad vervolgens gemotiveerd besloten geen ontwerp – verklaring van geen bedenkingen (VVGB) af te geven voor dit plan. Dit raadsbesluit leidt ertoe dat wij niet kunnen meewerken aan het plan. Met het oog hierop hebben wij logischerwijs de omgevingsvergunning geweigerd. Hierop zijn zienswijzen binnengekomen, waardoor het plan voor een definitief besluit opnieuw aan de gemeenteraad wordt voorgelegd.


2. Beseft uw college wel de urgentie in verband met economische ontwikkelingen?
Hier zijn we van op de hoogte. Maar omdat er door de gemeenteraad geen (ontwerp) VVGB is afgegeven voor dit plan, en in het verlengde hiervan de vergunning in ontwerp door het college is geweigerd, zullen er (voor zover het nu lijkt) geen economische consequenties zijn bij een definitieve weigering van het plan.


3.Waarom is het plan nog steeds niet op de agenda geplaatst?
De afronding van deze procedure heeft langer geduurd dan voorzien. Dat is spijtig en betreuren wij. Dit heeft meerdere redenen. Zo is afgesproken met de initiatiefnemers dat zij eerst nog gesprekken wilden houden in de buurt en met de gemeenteraad. Daarnaast waren er ook aan de organisatiezijde wat wisselingen van de wacht, die de voortgang van dit dossier niet ten goede is gekomen.


4. Wanneer wordt het plan in de gemeenteraad besproken?
Wij verwachten dat het dossier nu op korte termijn op onze agenda zal landen. Dat betekent dat wij koersen op bespreking van dit dossier in het Petear van 28 mei 2025.

Vraag raadslid:

Via de griffie ontvingen wij de navolgende vragen:
Tijdens het Petear zijn enkele van onze vragen niet beantwoord. Deze vragen waren onder andere naar aanleiding van de landelijke discussie over de wetgeving betreffende statushouders. Graag ontvang ik nog antwoord op onderstaande vragen voor de raadsvergadering:

  1. Is de gemeente bereid om, ruim voor november wanneer we de urgentie verordening in de gemeenteraad komt, onderzoek te doen naar creatieve oplossingen om de druk op de sociale huurwoningen te verminderen?
  2. Zoekt de gemeente alternatieve huisvesting voor statushouders om de druk op de sociale woningbouw te verlichten?
  3. Is de gemeente bereid om kamerbewoning in leegstaande gebouwen of tijdelijke huisvesting, zoals pensions, te onderzoeken voor statushouders?
  4. Is de gemeente bereid de voorrang voor statushouders op sociale huur af te bouwen en alternatieve huisvesting te zoeken?
  5. Accepteert de gemeente de hogere kosten van alternatieve huisvesting op korte termijn voor een eerlijkere verdeling op de lange termijn?
  6. Is het niet tijd om de voorrang voor statushouders op sociale huurwoningen op te heffen en hen gelijk te behandelen met andere woningzoekenden?

Antwoord namens college:

Op 19 maart 2025 vond een Petear plaats over de Centrumgemeenteregeling huisvesting urgent woningzoekenden. Inleidend bij de beantwoording van deze vragen het volgende: de
Huisvestingsverordening urgent woningzoekenden komt in het najaar terug op de agenda van de raad, nadat de formele inspraak op de concept verordening is afgerond. De vragen van de fractie van KFM, “raken” weliswaar aan het maatschappelijk thema ‘urgent woningzoekenden’ maar zijn als zodanig op dit moment geen onderdeel van de beraadslagingen die over Centrumgemeenteregeling huisvesting urgent woningzoekenden op 2 april 2025 plaatsvinden. De Centrumgemeenteregeling is een organisatievorm om de urgentieverordening op centraal niveau uit te voeren.

  1. Zoekt de gemeente alternatieve huisvesting voor statushouders om de druk op de sociale woningbouw te verlichten?
    Primair zet het college in op de huisvesting van statushouders, via de met de woningcorporaties overeengekomen prestatieafspraken. Daarnaast benut de gemeente al enkele jaren andere mogelijkheden om statushouders (tijdelijk) te huisvesten, dit gezien de forse taakstelling van het Rijk.
  2. Is de gemeente bereid om kamerbewoning in leegstaande gebouwen of tijdelijke huisvesting, zoals pensions, te onderzoeken voor statushouders?
    Dit is reeds staande praktijk, waar kansen zich voordoen voor huisvesting, benutten we die. Zo hebben we van de provincie al twee jaar een woning in bruikleen gekregen, die we gebruiken als een zogenaamde doorstroomlocatie.
  3. Is de gemeente bereid de voorrang voor statushouders op sociale huur af te bouwen en alternatieve huisvesting te zoeken?
    Het intrekken van de voorrang voor statushouders enkel om het feit dat zij statushouders zijn, ligt nu voor in het wetsvoorstel Wet nieuwe regels inzake huisvesting vergunninghouders. De minister heeft middels een internetconsulatie hier om reacties gevraagd. Het college heeft met de brief van 12 maart 2025 aan de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening hierover een standpunt
    ingenomen, deze brief is ter kennisgeving aan de raad gezonden. Wij wachten het debat over het wetsvoorstel af. Inmiddels zijn wij geïnformeerd dat het thema wordt besproken in het Commissiedebat van de Tweede Kamer op 21 mei 2025. Voor het antwoord op de tweede vraag voor het zoeken van alternatieve huisvesting: zie beantwoording onder vraag 2.
  4. Accepteert de gemeente de hogere kosten van alternatieve huisvesting op korte termijn voor een eerlijkere verdeling op de lange termijn?
    Dat is op dit moment niet bekend, omdat niet inzichtelijk is of en welke alternatieve huisvesting nodig zal zijn en wat dan de zogenaamde verdeling per gemeente zal worden.
  5. Is het niet tijd om de voorrang voor statushouders op sociale huurwoningen op te heffen en hen gelijk te behandelen met andere woningzoekenden?
    Zie beantwoording onder 3.
  6. Is de gemeente bereid om, ruim voor november wanneer we de urgentie verordening in de gemeenteraad komt, onderzoek te doen naar creatieve oplossingen om de druk op de sociale huurwoningen te verminderen?
    We hebben in 2024 een Plan van Aanpak Statushouders opgesteld, waar meerdere alternatieven zijn uitgewerkt, waaronder het huisvesten van meerdere alleenstaande statushouders in één woning via woningdelen. Dit werken we nu uit met de corporaties. Op dit moment benutten we alle mogelijkheden en creatieve oplossingen ten volle. Dit wordt ook bevestigd in onze bestuurlijke overleggen met de provincie. Gezien de dynamiek van het asiel- en migratiedossier, wachten wij de besluitvorming op landelijk niveau vooralsnog af. Ondertussen gelden de prestatieafspraken met de corporaties en onze gezamenlijk inzet om onze nieuwe inwoners een zo goed mogelijk thuis en start te geven.

Fraach riedslid:

De FNP fraksje hat noch wat fragen oer it Brûsplak. We ha tocht dat it miskien goed wêze soe om dizze yn it foar te stellen foar dat it stik nei de gemeenteried komt, sadat eltsenien op ‘e tiid op de hichte is. Dizze fragen gean net oer de lokaasje mar binne mear “wat as” fragen

  1. Wat bard der as it Brûsplak net de ferienings en/of frywilligers leverje kin sa as hja no sizze?
  2. Hoe nedich is it om daliks by it begjin al by te bouen? Soe it ek sa wêze kinne om dat fasearre te dwaan, sadat we earst ôfwachtsje kinne wat echt nedich is?
  3. Hoe wurdt it kontraktueel boarge dat: As begelyks it Haske failyt gean soe, net it troch ús betelle gebou mei giet yn in faillisemint?
  4. Wa wurdt it oansprekpunt foar de gemeente nei it Brûsplak. Wurdt it in stifting, feriening of wat oars?

Antwurd nammens kolleezje:

  1. It brûken fan it Brûsplak wurdt net ôftwongen by ferieningen. As sy bygelyks finansjeel net by steat binne om romten te hieren of op basis fan oare redenen karren meitsje, dan ûntstiet leechstân.

    Het gebruik van het Brûsplak wordt niet afgedwongen bij verenigingen. Als zij bijvoorbeeld financieel niet in staat zijn ruimtes te huren of op basis van andere redenen keuzes maken, dan ontstaat leegstand.
  2. It ûndersyk is basearre op in tal m2 dat mei It Lokaal ôfstimd is. Technysk is it mooglik om de bou te fasearjen, lykwols sil dat liede ta hegere kosten en oerlêst foar omjouwing en hierders wêrfan’t no de (finansjele en praktyske) impact net bekend is.

    Het onderzoek is gebaseerd op een aantal m2 dat met It Lokaal is afgestemd. Technisch is het mogelijk om de bouw te faseren, echter zal dat leiden tot hogere kosten en overlast voor omgeving en huurders waarvan nu de (financiële en praktische) impact niet bekend is.
  3. As ’t Haske subsydzje krigen hat en it Brûsplak realisearre is, giet dat yndied mei yn in fallisemint. Der wurdt yn de rapportaazje ek yngien op finansjele risiko’s.

    Als ’t Haske subsidie heeft gekregen en het Brûsplak is gerealiseerd, gaat dat inderdaad mee in een faillissement. Er wordt in de rapportage ook ingegaan op financiële risico’s.
  4. Nei it beslút oer de lokaasjekar wurdt It Lokaal opheft, want dat is it belang fan It Lokaal folbrocht. Der wurdt op it stuit neitocht oer hokker gearwurkingsfoarm oprjochte wurdt om yn de realisaasjefaze oansprekpunt te wêzen foar de gemeente. Ut It Lokaal wei wurdt oanjûn dat omwenners fan herte útnûge binne om hjir diel út te meitsjen.

    Na het besluit over de locatiekeuze wordt It Lokaal opgeheven, want dan is het belang van It Lokaal volbracht. Er wordt momenteel nagedacht over welke samenwerkingsvorm wordt opgericht om tijdens de realisatiefase aanspreekpunt te zijn voor de gemeente. Vanuit It Lokaal wordt aangegeven dat omwonenden van harte zijn uitgenodigd om hier deel vanuit te maken.

Vraag raadslid:

Via de griffie ontvingen wij de navolgende vragen:
Bijgaand staatje toont een aantal recente aanvragen uit de mededelingen en aanvragen van de gemeente. Bij al de hier genoemde zaken:

  1. Hoe past dat in het beleid vee- en stikstofdruk te doen afnemen, en de wens te extensiveren?
  2. Kunt u mij aangeven of dergelijke aanvragen getoetst worden aan specifieke gemeentelijke beleidsstukken of richtlijnen vanuit de landelijke of provinciale overheid die tot doel hebben de stikstofuitstoot van de veehouderij terug te dringen hetzij door innovatie hetzij door het reduceren van vee-aantallen, alvorens de aanvragen toe dan wel af te wijzen?
  3. Zo ja: welke beleidsstukken en richtlijnen gaat het hier om
  4. Zo nee: waarom niet gezien de ernst van de stikstofproblematiek en de onrust die dat
    veroorzaakt

Antwoord namens college:

Vraag 1:
Hoe past dat in het beleid vee- en stikstofdruk te doen afnemen en de wens te extensiveren?
Reactie:
Wij hebben geen beleid gericht op extensivering. Hier kan dan ook niet op getoetst worden bij aanvragen.


Vraag 2:
Kunt u mij aangeven of dergelijke aanvragen getoetst worden aan specifieke gemeentelijke
beleidsstukken of richtlijnen vanuit de landelijke of provinciale overheid die tot doel hebben de stikstofuitstoot van de veehouderij terug te dringen hetzij door innovatie hetzij door het reduceren van vee-aantallen, alvorens de aanvragen toe dan wel af te wijzen?
Reactie:
Dit is complexe materie omdat de trajecten een veelheid aan varianten kent. Hieronder lichten wij dit toe:
Gang van zaken sinds Omgevingswet per 1-1-2024
Een verzoek komt binnen. Deze is door verzoeker zelf gespecificeerd naar de activiteiten “bouwen”, “afwijken omgevingsplan (BOPA)”, “milieubelastende activiteit”, “natura 2000-activiteit”, of “overige omgevingstypen”. Het kan ook een combinatie van activiteiten zijn. De Omgevingswet staat toe dat de activiteiten los aangevraagd worden.

Verzoeken bouwen passend in omgevingsplan
Bij verzoeken voor het bouwen wordt getoetst of deze binnen het omgevingsplan passen, zo ja, dan volgt een gebonden beschikking.

Verzoeken bouwen niet passend in omgevingsplan
Past een verzoek niet binnen het omgevingsplan, dan wordt beoordeeld of het met een Buitenplanse omgevingsplan activiteit (BOPA) toegestaan kan worden. Vervolgens moet bij de BOPA onder andere aangetoond worden dat het uitvoerbaar is. Hier komt dan ook de stikstoftoets om de hoek. Het project op zichzelf mag geen depositie veroorzaken. Dan is het uitvoerbaar zonder natuurvergunning voor de natura 2000-activiteit. Is er wel depositie, wordt overleg gestart met de provincie. Die staat extern salderen niet meer toe. Intern salderen ligt ook stil, maar kan mogelijk na nieuw beleid van provincie weer door de provincie opgepakt worden. Ook dit is een lastige, want de natuurdoelen
(additionaliteitsvereiste), waterkwaliteit en CO2-emissies beperken steeds vaker vergunningverlening. In feite vindt hier, door de stikstofwetgeving, een koude extensivering plaats omdat bedrijven niet kunnen groeien, extensiveren, verduurzamen, veranderen of anderszins. Als het project door stikstof niet uitvoerbaar is dan moet het verzoek in feite worden geweigerd. Verzoeken worden dan ook wel omgezet in conceptverzoeken.
Verzoeken om een vergunning voor een milieubelastende activiteit voor een veehouderij (voorheen de milieuvergunning) De milieubelastende activiteit gaat, met name voor een veehouderij, vaak gepaard met een aanmeldnotitie MER. In de aanmeldnotitie moet ook gekeken worden naar stikstofemissie. Bij een depositie door het project, zal hier een MER-procedure gevolgd moeten worden. Een zware procedure die op dit moment, door de stikstofuitspraak, ook geen uitzicht biedt op vergunningverlening.
Veehouderijen die niet milieuvergunningplichtig zijn maar meldingsplichtig
Er zijn ook veehouderijen die door hun meer geringere omvang slechts een melding met informatieplicht hoeven in te dienen. Daar is toetsing aan beleid niet aan de orde en kan doorgang vinden zonder stikstoftoets door de gemeente. Wel is natuurlijk de toets of het plan binnen het omgevingsplan past en mogelijke vergunningen voor het bouwen of afwijken omgevingsplan nodig zijn. Dan komen we uit op bovenstaande voor de vergunningverlening voor bouwen en BOPA.

Gang van zaken onder de inmiddels vervallen Wabo
Onder de Wabo was er een plicht om alle activiteiten die onlosmakelijk verbonden waren, tegelijkertijd aan te vragen. In het geval van veehouderijen zijn de activiteiten bouwen, afwijken bestemmingsplan, milieu en natura 2000-activiteiten altijd onlosmakelijk verbonden. Deze vergunningen konden uitsluitend worden afgegeven als de vergunningverlening voor de natura 2000-activiteit doorgang kon
vinden óf dat er geen depositie voor het project zelf werd berekend. En die kon tot de uitspraak van december 2024 meestal doorgang vinden bij toepassen intern salderen.
Een deel van de veranderingen voor meer bedrijven met geringere omvang, kon voor het milieudeel, via een melding Activiteitenbesluit milieubeheer.

Tot slot
Na beperkende stikstofuitspraken pasten adviseurs zich automatisch aan naar de nieuwe juridische werkelijkheid waardoor vaak geen sprake was van weigering maar aanpassing van het project zodat deze doorgang kon vinden. De nieuwste stikstof uitspraak heeft één en ander weer complexer gemaakt.

Vraag 3:
Zo ja: welke beleidsstukken en richtlijnen gaat het hier om?
Reactie:

  • Omgevingswet
  • Omgevingsplan

    Vraag 4:
    Zo nee: waarom niet gezien de ernst van de stikstofproblematiek en de onrust die dat veroorzaakt
    Reactie:
    Zie hierbij ook het antwoord op vraag 2. In geval van BOPA en Mba-milieu met bijbehorende merbeoordeling is de stikstofbeoordeling onderdeel van de vergunningverlening. In de overige gevallen kan de omgevingsvergunning zonder natuurvergunning verleend worden. De gevraagde activiteit is pas uitvoerbaar als een natuurvergunning is verleend (in die gevallen waaruit uit de voor-toets blijkt dat natuurvergunning nodig is, zoals bij alle veehouderijen).
    Antwoord algemeen op het lijstje van genoemde bedrijven:
    In de vraagstelling werden indicatief enkele voorbeelden uit onze gemeente genoemd. Deze voorbeelden waren van qua inhoud van verschillende aard. In z’n algemeenheid kunnen we nog het volgende toelichten. In het overzicht zitten enkele bedrijven welke een toename in vee hebben gevraagd. Deze moeten met natuurvergunningen verleend worden. Zo kunnen soms de gemeentelijke vergunningen wel verleend worden, maar de natuurvergunning voor stikstof niet. De uitbreiding kan dan niet eerder plaatsvinden totdat die natuurvergunning is verleend. In het overzicht zitten ook enkele bedrijven waarbij een melkstal wordt gevraagd. Een deel van de stal voor het melken van het vee waarbij geen toename plaatsvindt in vee. Als deze binnen het omgevingsplan verleend kan worden, dus zonder BOPA, dan is geen toets stikstof aan de orde bij de gemeente en kan deze verleend worden. Mogelijk is voor de combinatie uitvoering huidige veehouderij plus bouwen van een stalgedeelte, alsnog een natuurvergunning nodig omdat het veehouderij gedeelte zorgt voor een depositie op de stikstofgevoelige natura 2000-gebieden. De provincie is hiertoe bevoegd voor vergunningverlening en toezicht.

Vraag raadslid:

Op 17 december jl. ontvingen wij via de griffie de navolgende vragen:
N.a.v. de eerder gestelde schriftelijke vragen van de NCPN-fractie over de kwestie m.b.t. beschoeiing
Lemmer ontvangt u hierbij, op basis van nieuwe inzichten, aanvullende schriftelijke vragen van de KFMfractie.
De vragen gaan ter kennisgeving naar alle raads- en commissieleden.

  1. Is het college/portefeuillehouder bekend dat een kadastrale meting door het Kadaster in het veld heeft uitgewezen dat de beschoeiing op de grond staat van de gemeente?
  2. Is het college/portefeuillehouder op de hoogte dat zelfs haar eigen afdeling ‘Vergunningen, Toezicht en Handhaving’ heeft bevestigd dat de beschoeiing zich bevindt op gemeentegrond en eigendom is van de gemeente?
  3. Is het college/portefeuillehouder op de hoogte dat uit kadastraal onderzoek is gebleken dat de beschoeiing destijds niet kon worden mee verkocht met het perceel water, omdat het perceel bouwterrein (waarop de beschoeiing zich bevindt) en het perceel water altijd twee afzonderlijke percelen zijn gebleven?
  4. Is het college/portefeuillehouder op de hoogte dat de beschoeiing langer dan 20 jaar in het bezit van de gemeente is gebleven, waardoor het eigendom inmiddels ook door verjaring is verkregen?
  5. Wat zijn de redenen voor het college/portefeuillehouder om vast te houden aan het woord ‘beschoeiing’ in een akte van levering? Dit terwijl notarissen aangeven dat termen zoals schutting, tuinhuis of beschoeiing geen juridische waarde hebben, en een kadastrale meting duidelijk maakt waar het eigendom begint en eindigt, evenals wat zich op het perceel bevindt.
  6. Wat zijn de redenen voor het college/portefeuillehouder om, ondanks de bovengenoemde feiten, vast te blijven houden aan haar eigen zienswijze en zich hiermee te onttrekken aan haar onderhoudsplicht en de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de openbare infrastructuur volledig bij de bewoners aan het Slijkhout neer te leggen?

Antwoord namens college:

Op 12 februari 2025 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden arrest gewezen in het hoger beroep dat bewoners van het Slijkhout te Lemmer hadden aangespannen tegen gemeente De Fryske Marren. Dit hoger beroep ging over de vraag of de gemeente eigenaar is van de (wal)beschoeiing aan het Slijkhout in Lemmer. Het gerechtshof heeft, evenals de rechter in eerste aanleg, bepaald dat de gemeente geen eigenaar is van de betreffende beschoeiing. Hoe het gerechtshof tot haar conclusie is gekomen, is te lezen in het arrest (bijlage). Er is nog cassatie mogelijk binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
dat is 12 mei. In cassatie zou de Hoge Raad enkel toetsen of het recht juist is toegepast en worden de feiten niet meer vastgesteld. Aangezien er nu een gerechtelijke uitspraak ligt dat de gemeente geen eigenaar is van de betreffende walbeschoeiing, is een meer gedetailleerde beantwoording van de vragen niet meer relevant.

Vraag raadslid:

Op 25 februari jl. ontvingen wij via de griffie de navolgende vragen:

Behalve voor de Reddingsbrigade Lemmer is zwembad Nij Súdersee in Lemmer dit jaar nog niet geopend. Twee maanden…! Dit is voor de NCPN weer aanleiding om u het volgende te vragen:

  1. De onderhandelingen tussen de eigenaar van het strandpaviljoen en Sportbedrijf De Fryske Marren over de exploitatie van het zwembad in 2025 – zoals eerder met de Gemeenteraad afgesproken – willen kennelijk niet vlotten. Liggen de gerezen moeilijkheden hierin dat Sportbedrijf De Fryske Marren niet akkoord kan gaan met de door de eigenaar gestelde voorwaarden?
  2. Klopt het dat in het aangepaste contract (sideletters) destijds is opgenomen dat de eigenaar van het zwembad de jaarlijkse gemeentelijke bijdrage voor de exploitatie van het zwembad vooraf voor het hele jaar uitbetaald krijgt?
  3. Zo ja, heeft u inmiddels, omdat het zwembad dit jaar nog niet beschikbaar is geweest, in verband daarmee het jaarbedrag in mindering gebracht?

Antwoord namens college

  1. Nee. Eerst nadat de onderaanbesteding van de exploitatie van zwembad Ny Sudersé juridisch ordentelijk is ingeregeld ligt de vraag voor of Sportbedrijf De Fryske Marren de exploitatie van zwembad Ny Sudersé gaat uitvoeren.
  2. Nee dat is onjuist. De gemeentelijke bijdrage wordt in 4 termijnen aan Mondeel Recreatie BV betaald.
  3. Er is geen sprake van een jaarbedrag, maar van 4 termijn bedragen. Deze hebben wij niet in mindering gebracht. Wij hebben Mondeel Recreatie BV erop gewezen, nu het zwembad voor de overige gebruikers nog gesloten is, dat hij in verzuim is en dat eventuele vervolgstappen overwogen worden mocht hij dit verzuim niet herstellen.

Vraag raadslid:

Op 25 februari jl. ontvingen wij via de griffie de navolgende vragen:

Via de media hebben wij vernomen dat de brug Uitwellingerga niet te repareren is en een nieuwe burg minstens tot 2029 duurt. Dat duurt in onze ogen veel te lang om de weg naar Sneek weer open te krijgen. De VVD maakt zich zorgen over de infrastructuur in en om onze gemeente en heeft daarom de volgende vragen aan het college.

  1. Wat heeft het college gedaan om bij Rijkswaterstaat aan te dringen op een snelle oplossing?
  2. Wat gaat het college doen om te zorgen dat de brug eerder vervangen wordt?
  3. Wat is de laatste stand van zaken met de brug van Spannenburg?

Antwoord namens college

  1. We zijn zowel ambtelijk als bestuurlijk aangehaakt bij de overleggen met gemeente Súdwes- Fryslân, provincie Fryslân en Rijkswaterstaat. Hierin vragen we constant aandacht voor de inwoners en andere belanghebbenden. Alle partijen hebben hierin hetzelfde belang, namelijk zo snel mogelijk een nieuwe brug, maar tot die tijd zo weinig mogelijk overlast voor de inwoners en andere belanghebbenden. Er wordt momenteel gewerkt aan een tijdelijke vaste verbinding, Rijkswaterstaat doet er op aandringen van de beide gemeentes en provincie alles aan om deze zo snel mogelijk gereed te hebben. Een nieuwe verbinding ontwerpen, maken en plaatsen duurt 20 tot 24 weken (dit proces is al in gang gezet). Verwacht wordt dat de nieuwe verbinding in augustus 2025 gereed is.
  2. Samen met gemeente Súdwest-Fryslân, de provincie Fryslân en Rijkswaterstaat zijn we in gesprek over de huidige, maar ook de toekomstige situatie waarin wij er alles aan doen om de nieuwe brug zo snel mogelijk gerealiseerd te hebben. Dit is de wens van alle partijen, maar hierin zijn we afhankelijk van Rijkswaterstaat, zij zijn aan zet.
  3. Sinds de brug Uitwellingerga op 27 november 2024 is afgesloten voor landbouw- en
    autoverkeer, zijn wij in nauw contact met Rijkswaterstaat. Tijdens ieder bestuurlijk overleg hebben wij er op aangedrongen dat we ons ernstige zorgen maken over staat van de brug Spannenburg en dat we graag zien dat deze aanvullend wordt onderzocht. Dit komt mede omdat in eerdere berichtgevingen van Rijkswaterstaat werd gemeld dat brug Uitwellingerga ´de beste van de 3´ was. Rijkswaterstaat heeft ons toegezegd dat er een aanvullend onderzoek wordt gedaan naar de staat van de brug Spannenburg. Het onderzoek wordt op zeer korte termijn opgestart. Het is op dit moment nog niet bekend wanneer de resultaten van deze onderzoeken bekend zijn. Wij zullen u op de hoogte houden als er ontwikkelingen zijn en blijven er tot die tijd op aandringen bij Rijkswaterstaat.

Vraag raadslid:

Op 10 februari jl. ontvingen wij via de griffie de navolgende vragen:

Wij krijgen nog steeds meldingen dat de termijnen rondom de bezwarencommissie niet worden gehaald. Daarnaast worden de benodigde stukken pas een week voor de zitting verstuurd. Dit zorgt ervoor dat bezwaarmakers te weinig tijd hebben om zich goed voor te bereiden en deskundige hulp in te schakelen.


Daarom hebben wij de volgende vragen aan het college:

  1. Is het college bereid ervoor te zorgen dat bezwaarmakers meer tijd krijgen om zich goed voor te bereiden?
  2. Waarom worden de termijnen niet gehaald?
  3. Wat gaat het college doen om dit te verbeteren.
  4. Waarom krijgen bezwaarmakers de stukken zo laat?

Antwoord namens college

  1. Waarom worden de termijnen niet gehaald?
    • Het college kan nu nog niet aangeven of en in welke mate de termijnen niet worden gehaald. Deze informatie wordt op dit moment verwerkt in het jaarverslag van de commissie voor de bezwaarschriften 2024. Naar aanleiding van het rekenkameronderzoek en opmerkingen van de commissie voor de bezwaarschriften is afgesproken informatie over de behandeltermijnen op te nemen in het jaarverslag. Hieruit zal blijken of er sprake is van termijnoverschrijdingen en eventueel wat de redenen zijn van de termijnoverschrijdingen.
  2. Wat gaat het college doen om dit te verbeteren.
    • Eén van de reeds ingezette acties is de termijnbewaking door de administratief medewerkers Juridische Zaken (zie ook reactie college op aanbeveling 6 Rekenkameronderzoek). Uit het jaarverslag 2024 zal blijken welke fase(n) in de behandeling van bezwaarschriften eventueel zorgt voor termijnoverschrijding. Op basis van deze informatie kunnen nog aanvullende verbeteringen worden gedaan.
  3. Waarom krijgen bezwaarmakers de stukken zo laat?
    • In de ‘Verordening commissie voor de bezwaarschriften De Friese Meren’ is vastgelegd dat belanghebbenden en het verwerend orgaan zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk drie weken van te voren, geïnformeerd worden over de datum en het tijdvak van de hoorzitting (artikel 11 lid 1; kennisgeving). Ook is in de Verordening bepaald dat de voorzitter de belanghebbenden en het verwerend orgaan ten minste 10 dagen voor de zitting schriftelijk uitnodigt en daarbij het tijdstip van de hoorzitting vermeldt (artikel 11 lid 4; uitnodiging).
      De hiervoor genoemde termijnen van 3 weken en 10 dagen worden gehaald. Bij het versturen van de uitnodiging worden de stukken toegestuurd.

      Op grond van de Algemene wet bestuursrecht moeten het bezwaarschrift en alle verder op de zaak betrekking hebbende stukken voorafgaand aan het horen, ten minste een week voor de hoorzitting, ter inzage te worden gelegd (artikel 7:4 lid 2 Awb). De gehanteerde werkwijze is dus gunstiger dan hetgeen wettelijk verplicht is.

      De stukken worden per post toegestuurd, zodat alle partijen op het moment van de hoorzitting over dezelfde informatie kunnen beschikken. In de praktijk worden de uitnodiging en de stukken 13 kalenderdagen voor de hoorzitting verstuurd (op donderdag). Uitgaande van ontvangst op de volgende dag hebben de deelnemers daarmee minimaal 10 kalenderdagen, inclusief 2
      weekenden, om de stukken door te nemen.

      De afgelopen maanden is enkele keren geconstateerd dat ondanks de tijdige verzending de stukken later dan gebruikelijk door PostNL werden bezorgd. Met de partijen voor de betreffende hoorzittingen is afgestemd over het al dan niet door laten gaan van de hoorzitting. In verband met de geconstateerde bezorgproblemen worden de stukken nu naast de post ook per mail toegestuurd. In het kader van verdere digitalisering van het bezwaarproces wordt digitale verzending binnen enkele maanden het uitgangspunt.

      De bezwaarmakers beschikken vaak al over een deel van stukken, omdat zij deze stukken zelf hebben aangeleverd of eerder hebben ontvangen. Dit is vooral aan de orde als de bezwaarmaker degene is waaraan het bestreden besluit is gericht of de stukken met een pro-forma bezwaar heeft opgevraagd.

      De stukken bestaan uit het bezwaarschrift, het bestreden besluit, aanvraag, bijlagen bij een aanvraag aangevuld met de reactie van het bestuursorgaan op het bezwaar, wetteksten, jurisprudentie en eventueel informatie uit bestemmingsplannen.
  4. Is het college bereid ervoor te zorgen dat bezwaarmakers meer tijd krijgen om zich goed voor te bereiden?
    • Het college is gezien hetgeen vermeld is bij de beantwoording van vraag 3 van mening dat bezwaarmakers voldoende tijd hebben om zich goed voor te bereiden.

Vraag raadslid:

Op 28 januari jl. ontvingen wij via de griffie de navolgende vragen:

Onlangs werd het heugelijk feit bekend dat de Reddingsbrigade Lemmer vanaf 5 februari weer van zwembad Nij Sudersé gebruik kan maken, maar dat wist niet weg dat het bad dan al weer vele weken niet gebruikt kon worden en er nu nog geen zicht op is wanneer het bad voor alle anderen weer beschikbaar is. Op uw antwoorden op vragen van de VVD-fractie tijdens het vragen-half-uurtje op 22 januari jl kwam daar ook geen enkele duidelijkheid over. Naar aanleiding hiervan wil ik u het volgende vragen:

  1. (1) Bent u met mij van mening dat hoe langer de huidige situatie voortduurt des te moeilijker het zal worden het bad weer met voor de exploitatie voldoende gebruikers op te starten?
  2. Wat is er de reden van dat Sportbedrijf De Fryske Marren, waar onze gemeente voor 100% aandeelhouder van is, en de eigenaar van het Strandpaviljoen nog steeds niet tot een overeenstemming zijn gekomen over de exploitatie van het zwembad? Uw college moet daarvan op de hoogte zijn.
  3. Bent u bereid om met in onze gemeente en daar buiten opererende schoolbesturen in overleg te gaan over herinvoering van het voor veiligheid en lichaamsbeweging als ook voor de exploitatie van het zwembad belangrijke schoolzwemmen?

Antwoord namens college:

  1. Bent u met mij van mening dat hoe langer de huidige situatie voortduurt des te moeilijker het zal worden het bad weer met voor de exploitatie voldoende gebruikers op te starten?
    • Wij kunnen ons een dergelijke situatie goed voorstellen.
  2. Wat is er de reden van dat Sportbedrijf De Fryske Marren, waar onze gemeente voor 100% aandeelhouder van is, en de eigenaar van het Strandpaviljoen nog steeds niet tot een overeenstemming zijn gekomen over de exploitatie van het zwembad? Uw college moet daarvan op de hoogte zijn.
    • Eerst nadat juridisch ordentelijk is ingeregeld dat Sportbedrijf De Fryske Marren het zwembad mag exploiteren én daar in de lijn van de motie van de raad geen financiële nadelen van ondervindt volgt finale besluitvorming daaromtrent in de AVA.
  3. Bent u bereid om met in onze gemeente en daar buiten opererende schoolbesturen in overleg te gaan over herinvoering van het voor veiligheid en lichaamsbeweging als ook voor de exploitatie van het zwembad belangrijke schoolzwemmen?
    • Wij zijn in afwachting van de stappen die het rijk zet naar aanleiding van de motie die is aangenomen in de Tweede Kamer om het schoolzwemmen opnieuw in te voeren. De aangenomen motie verzoekt de regering om in overleg met het onderwijs realistische scenario’s op te stellen om schoolzwemmen op termijn weer in te voeren. Wij wachten de uitkomsten van dit overleg af, voordat wij zelf voorbereidingen gaan treffen.

Vraag raadslid:

Op 22 januari jl. ontvingen wij via de griffie de navolgende vragen:

Gisteravond zagen we in het actualiteitenprogramma 1 Vandaag dat medewerkers die bij de sociale werkvoorziening partime werken er in salaris op achteruitgaan per 1 januari door veranderde belasting wetgeving in plaats van vooruit zoals andere werkenden.
Dit kan oplopen tot enkele tientjes per maand.
Volgens de spreker is hier weinig aan te doen, alleen via bepaalde subsidies die naar persoonlijke situaties te verkrijgen zouden zijn, zou dit recht te trekken zijn.
De spreker gaf aan dat er weinig kans is dat Den Haag dit zou oplossen.

Onze vragen zijn:

  1. is het college bekend met deze veranderde belasting wetgeving?
  2. is het college bekend met de negatieve gevolgen voor onze medewerkers van Empatec.?
  3. is het college bereidt de mogelijkheden te laten onderzoeken om deze medewerkers te compenseren.

Antwoord namens college:

  1. Ja, het college is bekend met de veranderende belastingwetgeving. De belastingwetgeving is op 1 januari 2025 veranderd, waaronder de verlaging van de algemene heffingskorting. Dit heeft negatieve gevolgen voor vooral parttimers, die hierdoor minder salaris ontvangen. Het kabinet wil hiermee mensen stimuleren meer uren te werken. Voor hen die dit niet kunnen, heeft dit een negatief effect. De
    heffingskorting geldt voor iedereen die werkt en verlaagt de belasting op premies volksverzekeringen. Elke werkgever moet dit toepassen.
  2. Ja, het college is bekend met de negatieve gevolgen voor de medewerkers van Empatec. De medewerkers van Empatec merken de effecten van de belastingwijziging in hun loon. Vooral parttimers met beperkingen, zoals medische urenbeperkingen, kunnen niet meer werken en zien geen verbetering in hun inkomen. Als werkgever moet de belastingwet worden gevolgd. De wijziging raakt zowel de CAO Sociale Werkvoorziening als de CAO Aan de slag.
  3. Het Rijk is verantwoordelijk voor het beschikbaar stellen van de middelen. Op dit moment ontvangen wij onvoldoende middelen van het Rijk om de compensatie te kunnen realiseren. Wij vragen hier blijvend aandacht voor via de VNG richting de gesprekken met het Rijk om tot een oplossing te komen voor deze doelgroep. Hiernaast brengen wij dit ook als prioriteit onder de aandacht van het bestuur van
    de gemeenschappelijke regeling Fryslân-West. Dit is op dit moment de lijn die wij volgen om tot een oplossing van dit probleem te komen. Hiernaast maakt Divosa zich ook zorgen over het ontbreken van een CAO voor werknemers van sociaal ontwikkelbedrijven, gesprekken over een nieuwe CAO Aan de Slag zijn eind vorig jaar gestopt. Divosa blijft zich hier ook voor inzetten (lobby richting het Rijk).