Vragen en antwoorden rondom sierteelt
Hier vindt u de meeste gestelde vragen rondom sierteelt. Wilt u meer weten over de huidige voortgang binnen de gemeente dan kunt u kijken op de projectpagina ‘Sierteelt’.
Gewasbeschermingsmiddelen zijn middelen ter bescherming of voorkoming van aantasting van planten en of plantaardige producten, bijvoorbeeld herbiciden (tegen ongewenste planten), insecticiden (tegen ongewenste plaag insecten) of fungiciden (tegen schimmels).
Het wisselen van verschillende soorten gewassen op een stuk grond. Te denken valt aan het jaarlijks wisselen tussen grasland, lelies, snijmais, pootaardappelen, etc.
Een voorbereidingsbesluit is een tijdelijk besluit van de gemeenteraad waarmee een gemeente de tijd neemt om nieuw beleid of een wijziging van het omgevingsplan voor te bereiden. Een voorbereidingsbesluit heeft een werkingsduur van 1,5 jaar. Via het voorbereidingsbesluit kan de gemeente voorbeschermingsregels stellen over bouw- en gebruiksactiviteiten. Binnen die 1,5 jaar moet die thematische aanpassing wel in het omgevingsplan worden doorgevoerd. In een voorbereidingsbesluit kun je een verbod opnemen voor een bepaald gebruik. Daarbij kun je ook regelen dat je met een vergunning van dat verbod af kunt wijken.
Onder ‘bestaand gebruik’ valt de sierteelt die al voor inwerkingtreding van het voorbereidingsbesluit op een perceel werd uitgevoerd. Dit gebruik mag worden voortgezet. Hieronder valt ook bestaande wisselteelt.
Onder “nieuw gebruik” valt de sierteelt vanaf het moment van inwerkingtreding van het voorbereidingsbesluit. Een voorbereidingsbesluit treedt in werking op de dag na de dag van bekendmaking.
Spuitvrije zones zijn gebieden rondom gevoelige objecten (zoals woningen, scholen, kinderdagverblijven en zorginstellingen) waar het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen wordt verboden.
Een omgevingsplan is een officieel document van de gemeente waarin regels staan over de fysieke leefomgeving. Het bevat onder andere regels over bouwen, gebruik van gronden en panden en welke activiteiten zijn toegestaan. Iedere gemeente heeft één omgevingsplan onder de Omgevingswet.
Dat klopt. Gemeenten hebben echter binnen de Omgevingswet de mogelijkheid om aanvullende regels te stellen op basis van lokale omstandigheden. Vanuit het voorzorgsprincipe wil gemeente De Fryske Marren met het oog op de volksgezondheid en de bodemgesteldheid extra regels vastleggen.
De gemeentelijke inzet is gericht op balans: bestaand agrarisch gebruik blijft grotendeels mogelijk, maar nieuwe ontwikkelingen die tot verhoogde belasting voor de fysieke leefomgeving leiden worden gereguleerd. Daarbij wordt rekening gehouden met de belangen van zowel bewoners als agrarische ondernemers.
Nee, alleen als je dat expliciet mogelijk maakt in het voorbereidingsbesluit en dat is niet het uitgangspunt.
GGD Fryslân adviseert uit voorzorg om zoveel als mogelijk afstand te houden tussen landbouwgrond, waarop gewasbeschermingsmiddelen worden toegepast, en kwetsbare locaties zoals woningen en scholen. De Raad van State gaat uit van een spuitvrije zone van 50 meter. Deze afstand is inmiddels gangbaar. Het toezicht op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen ligt bij de NVWA.
De provincie is verantwoordelijk voor het beoordelen of voor activiteiten – zoals het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen – een natuurvergunning nodig is, wanneer deze plaatsvinden nabij Natura 2000-gebieden. De provincie kan eerst een waarschuwing geven om betrokkenen de kans te bieden de situatie te herstellen, voordat wordt overgegaan tot verdere handhaving. Dit is juridisch toegestaan en door de Raad van State bevestigd.
Met de combinatie van gerichte regulering wordt nieuwe sierteelt en de uitbreiding van sierteelt tegengegaan en worden omwonenden van gevoelige locaties in bestaande situaties beter beschermd tegen de mogelijke effecten van gewasbeschermingsmiddelen.
De gemeente zet zich in om de bewoners en telers met elkaar in contact te brengen. Ervaring leert dat dit in een aantal gevallen een deel van de problemen of bezorgdheid weg neemt. De telers zijn bijna altijd bereid om het gesprek met de gemeente en de bewoners aan te gaan.